Download document

INGHELS, Maarten



I.M.


Nu al oefen ik voor mijn houten jas,
de kist: ik trek de schouders in,
buig mijn hoofd tot waar de kin
zal rotten op mijn borstkas,

vlecht mijn handen rond mijn pen.
Nee, geen gedachte waait door
mijn verfomfaaide hoofd. Enkel
wormen spoken rond in mijn karkas.

Ik neem dit niet licht: repeteer
in een kast het urenlange liggen
op mijn rug, spreid mijn benen
uit elkaar waar mijn lederen tas

komt, vol boeken die ik nooit lezen
zal, papier dat nog beschreven
moet. Rook lachend een sigaret,
hef met mijn geliefde het glas.

Tot slot spreek ik dit I.M. uit,
beeld me het snikken in om mijn graf,
zoek het zwijgen op en droom
weg, toon mijn lelijkste grimas



Hoe mooi ik verdween


Sommigen zijn hun leven lang zoek,

verstoppen zich in de diepte van een schelp

of liggen reeds onder een verweerde steen.

En nu ikzelf [tot datum x] weg ben

betreur ik dat niemand zag

hoe mooi ik verdween.

[collega X beantwoordt uw mails]


Ars poetica


Het gewicht van de wereld? Poëzie.

De lekkende kraan in mijn keel? Poëzie. Poëzie. Poëzie.

Wanneer ik mij verslik in mijn slaap en hoestend wakker word? Poëzie.

Het zwijgen tussen twee hartslagen? Poëzie.

De papiersnee in mijn middelvinger? Godverdomse poëzie.

De ballon opblazen tot zijn maximale spanning? Poëzie.

Mijn geliefde weet waarheen wij de komende tien jaar op vakantie gaan: naar poëzie.

Wat duwt de wind in mijn rug? De poëzie — of het gebrek daaraan.

Wanneer het regent, bezoek ik de vissen. Poëzie?

Hoe mijn inkomen eruitziet vraagt mijn vader? Noodgedwongen de poëzie.

Wat hebben ze voor een appel en een ei aan het circus verkocht? De poëzie.

Europa? Poëzie.

Lapis lazuli? Poëzie.

De maan knipoogt? Geblinddoekte poëzie.

De eeuw geeuwt, en ik ben vrij. Poëzie.

Wie ben jij? vraagt u. De poëzie — ik ben er vaker niet dan wel.

Je tilt een steen op en het glipt in groten getale weg. Poëzie.

Wat roepen de toeschouwers luid en duidelijk wanneer ik op mijn bek ga? Poëzie! Poëzie!



Ik volg de rivier, ik ben de rivier


…..

Ik ontmoet op de parking bij de brug van

Dendermonde een melker die zijn sportduiven

loslaat om te oefenen, hij gooit ze vanuit

zijn kruis in de lucht, waarna ze met een

buiteling uit het zicht verdwijnen. Ik mag er

geen loslaten van hem, ze zouden naar het

verkeerde huis vliegen.


Ik ontmoet een dichter in Vlassenbroek

terwijl hij in gesprek is met een grote zwarte

hond. Die ochtend gaf hij nog een lezing over

de stand van zaken in de Hongaarse literatuur

aan een groep diplomatenvrouwen maar ze

zijn net de deur uit.


Ik ontmoet een ornitholoog die teleurgesteld

is dat mensen de verschillende soorten

meeuwen niet meer kennen: de stormmeeuw,

de lachmeeuw, de burgemeestermeeuw,

de giechelmeeuw, de buldermeeuw,

de afvalmeeuw.


Ik hoor de ornitholoog zeggen: wie vogel-

geluiden kan herkennen, is nooit meer echt

alleen.


…..