Download document

HELSEN, Wim


Het uur van de prutser

…..
Gij denkt dat ge naar hier zijt gekomen om te lachen?

Ha! Gij zijt niet naar hier gekomen om te lachen,

Gij zijt hier om uw miserabel kutleven te vergeten.

Het gaat hier pijnlijk zijn en gênant en verwarrend

En gij gaat uw leven nog geen halve seconde vergeten!
…..


Voske en salamander (Salamander II )

…..
Ik voel.

Ik voel hier nu iedereen denken: ‘wat zou er op dit moment aan het gebeuren zijn in de Walabiwoestijn in Australië?’

Wel, daar is het op dit moment kwart voor acht plaatselijke tijd, en achter struikgewas staat een voske.

Het voske staat te azen op een salamander.

Het voske staat te wachten tot de salamander twee pootjes naar voor zet, om dan toe te slaan: ‘Zoef, hap, snap!’ en de salamander op te eten.

Zó staat het voske te azen.

Want zo azen voskes.

En drie meter verder zit, onder struikgewas, een salamander - met witte sportsokskes -: De Rudi.

…..


Sterfbed


Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud,

voel ik de botten door zijn huid heen steken.

Ik zoek naar woorden maar hij kan niet spreken

en is bij elke ademtocht benauwd.


Dus schud ik kussens en verschik de deken,

waar hij met krachteloze hand in klauwt;

ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud,

en blijf als kind voor eeuwig in gebreke.


Wij volgen één voor één hetzelfde pad

en worden met dezelfde maat gemeten;

ik zie mijzelf nu in zijn bed gezeten


zoals hij bij zijn eigen vader zat;

straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten

hoe achteloos ik hem heb liefgehad.



Bij mij zijt ge veilig

.....
Als ge mistroostig zijt

en ge weet niet goed waarom.

Als ge nog eens goed wilt lachen.

Als ge van de wereld niet veel snapt,

en van de mensen nog minder.


Als ge niet krijgt wat ge vindt dat ge verdient

omdat ze u niet zien staan, de idioten.

Als ge op één hand kunt tellen de keren

dat ge u het afgelopen jaar vrij hebt gevoeld en onbekommerd.


Als ge de dingen kapot wilt slaan

maar ge durft niet vanwege de gevolgen.

Als ge angstig zijt voor vanalles

terwijl ge vroeger dacht dat ge nooit bang zou zijn, voor niets.


Als ge’t niet goed meer weet,
kom dan maar bij mij.

Bij mij zijt ge veilig.

.....


Gij moest zoveel Peter.

Gij moest zoveel.

Ge moest: s morgens opstaan

é n u wassen é n uw kleren aandoen,

en in die kleren moest ge elke dag naar uw job.

[...]

Ge moest ginder, ge moest zoveel Peter, zoveel!,

dat gij uzelf verloren zijt, Peter.

En zo zijn al die dingen kunnen gebeuren,

omdat ge zoveel moest.

Peter,

ik heb een vraag aan u, Peter.

Al die dingen die ge moest.

al die dingen die ge moest,

voor ge naar hier kwaamt,

denkt ge dat ge die dingen van mij moet?

.....


Een lied over niets


Ik zie licht, wit licht,

en nevelslierten die opzij schuiven.

vanachter die nevelslierten een figuur,

een mevrouw, een mooi dikke kwabbige mevrouw.


’t is mijn moeder, mijn moeder die mij roept,

ze spreekt mij toe vanuit hemelse dreven.

Kom maar hier kleine jongen, zegt ze,

kom maar hier, leg je hoofd maar in mijn schoot.

Ik zal pleisters plakken waar je gesneden bent,

ik zal de dieren uit je haren halen.


En dan doe ik dat dan, leg ik mijn hoofd in haar schoot,

en dan aait ze mij, en dan zegt ze:

dat ik “rust” mag zijn, dat ik niet meer moet hopen,

dat ik niet meer moet proberen, het helpt toch niet.

Ge zijt helemaal alleen, zoals iedereen altijd en overal alleen is in alle talen.

Ge zijt bloot en weerloos, ge zijt gemaakt van dun papier.

Een windvlaag en ge vliegt omver.


Het is niet dat de anderen u niet willen helpen,

het is dat ze zelf gemaakt zijn van dun papier.

Eén scheurtje en ze scheuren.

En ge kijkt naar mij en ge ziet uzelf staan,

en ge zegt tegen uzelf wat ge altijd al geweten hebt.

Dat uw pijn voor u alleen is, niemand anders kan eraan,

niemand heeft er weet van en dat is goed zo.

Zo zijn we vrienden, dat soort vrienden zijn we.


We proberen niet, hopen niet, we kijken.

We kijken elkaar aan en we zeggen:

Kom leg uw pijn maar hier bij mij, het zal geen grammetje helpen,

kom leg uw hoofd maar in mijn schoot, dat ik u aai, dat ik u zeg,

dat ge van geluk moogt spreken dat ge niets betekent.

Kom dichterbij, kom, ik heb u niets te bieden.

Kom vertel mij uw verhaal, ik beloof ik zal er niets van snappen.

Kom leg u in een bolleke aan mijn voeten, ik zal een lied zingen voor u, over niets.


Heden Soup!
…..
Ik zou u gaarne vragen,

Of gij mij kust misschien.

Als gij mij kunt verdragen,

Zal ik u gaarne zien.

Ik zou graag aan uw ogen,

Zuigen met mijn mond.

Ik zal ze niet inslikken,

Nee nee ik spuug ze op de grond.

Ik zou u gaarne strelen,

Met mijn fluwelen hand.

U armen en uw benen,

En ook uw binnenkant.

Ik zou u gaarne melken,

De sappen uit uw lijf.

En drinken van uw kelken,

Mijn koe mijn moederwijf.

Ik zou u gaarne stelen,

Zodat ik u bezit.

En ik u kan bevelen,

Aport en lig en zit!

Ik zou u gaarne riposteren,

Tot gij u takken slijpt.

U messen en uw peren,

Geen mens die mij begrijpt…

Ik zou graag op schapenvellen,

En bij een vuur van hout.

U stillekes vertellen,

Hoeveel ik van u houd.

Ik zou u gaarne neuken,

Met mijne grote paal.

Ik zal nog al eens beuken,

Mijn paal die is van staal.

Ik zal nog graag eens vlammen,

Aan 300 per uur.

In uw foef en in uw prammen,

Ik ram u in de muur.

Ik zou nog graag eens beffen,

Mijn bakkes in uw trommel.

Gij zult nogal eens keffen,

Ik bef u leeg verdrommel.

Ik zou graag op u kloppen,

En stampen in uw maag.

Maar eerst om u te foppen,

Zeg ik: “ik zie u graag”.

Ik zou graag op u piesen,

Tis triestig maar het is waar.

Mijn straal zal u niet missen,

Gij wordt mijn urinoir.

Ik zou u gaarne missen,

Verlaat mij dus maar nu.

En niks geen compromissen,

De kinderen zijn voor u.
…..