DE GHELDERE, Karel
De Eeuwige Jager
Des winters, binst de nacht,
wanneer de wilde winden,
in ’t woedende tempeest,
hun dolle kracht ontbinden;
Als, in hun somber kleed,
de spilde sparrenbomen
gepijnd zijn en geplooid
dat ze op elkander dromen:
Dan hoort men door het hout
de Eeuwge Jager rijden;
dan hoort men zijn getrek
van boze brakken strijden.
…..
Hij draagt, de wereld rond,
op zijn verwenste schouders
de nooit ontlaste vloek
van zijn misprezen ouders
En klagend jaagt hij voort,
hoe woest de winden snakken,
gevolgd door ’t eeuwig lied
van ’t huilen zijner brakken.
…..