GOVAERTS, Jo
Waar ik naar verlang vandaag
Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen
waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan
ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak
en liggen te kijken in het gras naar
zo'n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.
Wij waren zestien
Wij waren zestien jaar en spelden traag Aeneas'
avonturen. Over hoe winden plots opstaken
en schepen uit hun koers raakten,
over velden aan de overkant van een rivier
waar men een levend mens maar zelden toelaat,
over verlaten vrouwen, oorlogen en tweegevechten.
Wij waren zestien jaar en door de vensters
van het hoge klaslokaal scheen zon.
En om vier uur stond aan de schoolpoort
de jongen die gedurfd had je te kussen.
En alles over winden die plots opstaken,
schepen die uit hun koers raakten
werd in een boekentas gestoken weggeschoven
om de armen vrij te hebben en lichthartig
om hem heen te slaan.
Wij zouden elkaar nooit verlaten,
wij hadden geen oorlog om naartoe te gaan.
Als ik tenslotte oud zal zijn
Als ik tenslotte oud zal zijn
en na een zoveelste kale reis strand
in mijn laatste onhuis
zal het jouw gezicht zijn, ongelezen,
dat ik uit het verre daglicht aanhaal.
Geloof me of niet dat het liefde is,
jou mijn zwerven om je heen te besparen
en het hoogste, straffend geluk voor mij
als je je dan warmend in honkvaster gezelschap
nog eens schamper aan me denkt:
'In gedichten probeerde ze nog
iets van liefde te bestendigen
ja, in gedichten probeerde ze dat nog wel.'