ROSSEELS, Emmanuel


Blonde Nina

Blonde Nina,

Wreed meisje,

Waarom immer,

Slaat ge uw blikken

Onverschillig

Op mij neder,

Wen mijn harte

Om uw weermin

Angstig zucht?

Nooit een woordje,

Of een wenkje,

Nooit een lonkje,

Of een lachje,

Wreed meisje,

Kwam mij tonen;

Dat mijn liefde

Aan uw harte

Dierbaar is.

Altijd lijdend,

En steeds minnend,

Keer ik telkens

Aan uw' zijde

Weder, Nina;

En geen lonkje

Van meedogen,

Straalt u de ogen

Op mij uit.

Vindt ge in liefde

Dan niets zaligs,

Niets verrukkends,

Dat de ziele

Doet ontbranden;

En gedurig

't Zoetst genieten,

Aan het harte

Smaken doet?

Zeg, of schept gij

Licht genoegen,

Trotse Nina,

In de zuchten,

In de klachten,

Die gedurig,

Door uw koelheid,

Bang en banger

Mij ontgaan.

Blonde Nina,

Wreed meisje,

Blijf niet langer

Onverschillig

Aan mijn liefde;

Want uw weermin

Is mij 't dierbaarst,

Is mij 't hoogste

Heil op aard.


De verfranste landmeisjes – Zangwijze 2

Wacht u van die Franse heren,

Zij verkopen veeltijds wind;

Door hun praat en schone kleren,

Zijn ze altijd eens rijkmans kind;

Maar zij nadren Vlaandrens oorden,

Niet dan uit gebrek aan brood;

En met al hun lieve woorden,

Redden zij zich uit de nood.