TER HAAR, Gijs
Eventuele mijmeringen bij altijd op de loer liggende situaties achter Nederlandse voordeuren
laten we toch vooral binnen blijven
omdat er buiten niets dan stad ligt
steen om staal en dat er bloed vloeit
bij het leven weet ik ook al
dat er schapen zijn en wolven
daar wil je niet verblijven lief
daar dieft zich alles door de dag heen
ademt enkel aarde van een waardeloze weelde
er vallen vogels uit de lucht
een vrouw draagt vrucht van vreemde vaders
en op de akkers van weleer kraakt her en der
het kadaver van een kind waaraan de wind
zich speels vergrijpt
geen grond die hier nog heilig is
geen huid om in te schuilen
ik mis je lief je praat niet meer
je zit daar maar onfris te zijn
de kleine slaapt al weken door
en zelfs dit huis is niets meer
dan een hoofd om in te dwalen
maar morgen halen we het nieuws
Een baken is zij
Zij kan de kralen van dit leven
op een draad van liefde rijgen.
Geen tweede sieraad zo te krijgen
het is wat zij mij heeft gegeven.
Ik leer mijn koers en wend de steven
in een niet meer naar de einder neigen.
Elke storm is te ontstijgen,
tot boven alle lust verheven.
Zo staat haar naam in het woord geschreven
dat ze me meedeelt in het zwijgen
van taal die spreekt met zachte hand.
En leidt me zo naar het vasteland,
dat ze me aanbiedt als mijn eigen,
waar ik dan aanleg om te blijven.
Ontwaken
Als ik naast je wakker word
door zon die zich naar binnen baant.
En ik, mezelf al dood gewaand,
weer levend in jouw armen stort…
Als dan jouw je lijf het mijne raakt,
genot dat zo het geluk gelijkt.
Je lichtelijk langs mijn lendenen strijkt
met al je warm ontladend naakt.
Kan er verder niets bestaan,
niets kan delen in ’t moment,
wij zijn door niets te evenaren.
En alle minnaressen die ooit waren,
alle liefdes die ik heb gekend,
zijn als papier tot stof vergaan.
Dus voor altijd
Als elk schip van last ontdaan.
Dat vuur uit oceanen schiet.
Als elke stem een woord verbiedt.
Dan ga ik, lief, bij jou vandaan.
Als God van zijn pensioen geniet.
De aarde niet meer in haar baan.
Als niets nog nooit meer kan ontstaan.
Dan ga ik weg, maar eerder niet.
Ik kan niet gaan zoals je ziet.
Ik zou mezelf dat deel ontnemen
dat mij volledig laat bestaan
Zolang ik mij in leven waan.
Tot alle tijd dan is verdwenen
die ik met jou verglijden liet.