Download document

VERCNOCKE, Bout



Walvismuziek


Een walvis heeft de school verlaten,

de regen kleurt de hemel groen en

tussen wolken drijft verlangen dat

nog een droom wil vinden.

Ik heb een bloem gezocht,

ik heb ze niet gevonden,

dacht aan een bloem en dacht aan jou,

ik heb je niet gevonden.

Uit alle wonden heb ik duisternis

verwijderd, uit alle kloven heb ik

de diepte opgevist om slechts

languit te liggen en opnieuw te dalen,

uit alle putten dronk ik van de bodem.

Ik heb een bloem gezocht,

ik heb ze niet gevonden,

dacht aan een bloem, dacht dan aan jou,

en toch heb ik je niet gevonden.

De wind waait over golven,

stuwt hen op totdat ze breken

op het strand en er een afdruk achter

laten die al meteen wordt schoon

geveegd terwijl de meeuwen huiveren.

Wat op het water drijft is wat verloren

werd, wat ooit geboren nooit een haven

heeft gevonden, zoals een bloem en

jij, een aangespoeld verlangen dat ooit

nog tussen wolken dreef, nu enkel door

de wind in schuim wordt weggewaaid.

Hoor nu hoe over alle heuvelruggen

de nacht langzaam een deken spreidt,

een zachte rimpeling, ogen en handen

toegedekt, verstilde lippen zuchten

naar wolken om een droom te vinden.

Ik heb een bloem gezocht,

ik heb ze niet gevonden,

dacht aan een bloem en dan aan jou,

en toen ik je dan vond werd het windstil,

een walvis heeft de school verlaten

en regen kleurt de hemel groen.


God


Als alle regendruppels

zijn gevallen,

alle wolken opgelost en

alle sterren uitgelicht,

als alle weten is gekend,

en elk zwarte gat gedicht

ieder verlangen vredevol

vervuld, de laatste woorden

uitgesproken, als alle

leven is geleefd, en elke

strijd gestreden, als ieder

kind is thuisgekomen in

het wiegen van de bomen,

als alle zijn geworden is

en alle haat verdwenen,

als alles is ontrafeld

wat geweven werd, ieder

patroon ontvouwd en

alle honger eindelijk

verdwenen, als alles

wat ooit voor het grijpen

lag, begrepen is, dan zal

Vader er nog zijn,

zoals hij naar Moeder

keek, toen zij, gearmd en

zij aan zij, innig langs

water liepen en wandelden

op golfjes.



Drieman


Gij hebt vanuit uw ziel de zee bezongen,

geen horizon was u te vreemd,

vanuit uw zaad ben ik hieruit ontsprongen,

uw stem klonk luid, voortijds, ontvreemd.


Gij hebt mij over ’t strand omarmd gedragen

en neergezet van u gescheiden,

ben ik dan voortgegaan de wegen ingeslagen,

niet voorbestemd door u, verscheiden.


Ik heb mij in uw ziel verdiept en ingebed,

geslapen met demonen en auguren,

verbrand u neergelegd en bijgezet

verwekt, bezweet ontwaakt in avonduren.


Maar telkens de gedempte golven zwijgen,

voel ik uw adem in mijn zonen hijgen.



Moedertaal


Als alle spreken voorgoed is opgelegd

tot zwijgen, als alles wat geschreven

staat, gelezen is en goedgekeurd, als

het kan worden afgelegd, in vuur

gegooid en toevertrouwd aan alle

adem waarop wolken drijven, als

alle licht ons blikveld heeft bereikt,

als het is uitgeschenen, en alle

kaarsen zijn gedoofd, als al wat

ons omringt, gehuld is in het zwart

van onze tranen, de mantel van

ons lijden, als alle grond waarop

ons treden houvast vindt, verzonken

is en opgezogen in een zee van tijd

en ruimte, als alle spreken zwijgen

wordt, waar ben je dan? Waar vindt

dit diep verlangen houvast dan, waar

kan dit zijn, zoals een schip de haven

binnenvaren, aanmeren, ankeren

en alle vlaggen strijken? Pas als de

stuurman boordt, zal ook de vuurtoren

verschijnen, de loods zal binnen

varen, de scheepsbel luiden en het

kompas zal dan de nieuwe koers

bepalen. Gewiegd zal er voorbij

dit weten houvast zijn, voorbij dit

zwijgen zal er dan spreken zijn,

het spreken in de moedertaal,

de taal waartoe we zijn geboren.