DE ZIEL, H.F. (TREFOSSA)
Mij die jou rijk maakt
Mij - die jou rijk maakt! - mij heb jij geslagen.
En toen ik om het waarom wilde vragen,
met roeden reet jij open toen mijn rug.
Jij witte pier, je ziet mij nooit terug.
In 't bos wachten mij zeker bange dagen,
toch liever ga 'k der broedren vrijheid schragen
dan hier te zijn bij jou, wiens kleinste kuch
ons beven doet, wiens hart is ijzerstug.
Ellendeling, de nacht die schenkt verkwikking
aan jou, laat mij ontkomen aan de greep
van slavernij, die me op jouw land beneep.
Vaarwel dan, al dreige ook verschrikking!
Wie blijft, 'k was vroeger slechts zijn lotgenoot.
Ginds wacht of vrijheid of de vrije dood.
Grondmoeder
ik ben niet ik
zolang mijn bloed
niet van jou bezeten is
tot in alle aders van mijn lichaam.
ik ben niet ik
zolang mijn wortels
niet zakken, niet schieten,
mijn grondmoeder, tot in jouw hart.
ik ben niet ik
zolang het mij niet lukt
jouw beeld te bewaren,
te dragen in mijn ziel.
ik ben niet ik
zolang je 't niet uitschreeuwt
van vreugde of van pijn
in mijn stem.
Vertaald uit het Sranan (Suriname)
Suriname
bloed van onze voorouders
doopte jouw aarde
jouw zand zoog,
en dronk de druppels,
Suriname,
als de ribbenkast van de voorouders
werd doorboord.
Op jouw veld moeten wij groeien.
fayalobi-bloem,
het dynamiet dat met een klap jouw pracht ontsluit,
moet bliksemen,
moet branden in ons bloed;
dan zullen de bloemen ons leven bedekken
om het grote feest te vieren,
dat Suriname met ons, zo lang reeds
verwacht
Vertaling: John LEEFMANS