Download document

HIERRO, José



El enemigo


Nos mira. Nos está acechando. Dentro

de ti, dentro de mí, nos mira. Clama

sin voz, a pleno corazón. Su llama

se ha encarnizado en nuestro oscuro centro.


Vive en nosotros. Quiere herirnos. Entro

dentro de ti. Aúlla, ruge, brama.

Huyo, y su negra sombra se derrama,

noche total que sale a nuestro encuentro.


Y crece sin parar. Nos arrebata

como a escamas de octubre el viento. Mata

más que el olvido. Abrasa con carbones…


inextinguibles. Deja devastados

días de sueños. Malaventurados

los que le abrimos nuestros corazones.



De vijand


Hij kijkt naar ons. Hij is ons aan ‘t bespieden.

Hij kijkt in u binnen , hij kijkt in mij.

Hij roept zonder stem, uit volle borst.

Zijn vlam heeft ons duister hart verscheurd.


Hij leeft in ons. Hij wil ons pijn doen.

Hij komt bij je binnen. Hij huilt, brult en buldert.

Ik vlucht, en zijn zwarte schaduw verspreidt zich,

Hij is de totale nacht die op ons afkomt.


En hij blijft groeien. Hij rukt aan ons

zoals de wind aan oktoberblaadjes. Hij doodt

meer dan vergetelheid. Hij brandt op houtskool,


onblusbaar. Hij laat de door dromen

verwoeste dagen achter. Vervloekt zijn

zij voor wie we onze harten openen.

Vertaling Z. DE MEESTER