Download document

HOSTE, Jacques



Bier

…..
De geelbruin gevlokte gist gulpt uit het gat in de kuip. Hij vloeit traag, zuur en slijmerig als braaksel over mijn rubberen laarzen. In het begin walgde ik ervan. Nu besteed ik er nog nauwelijks aandacht aan. Dag na dag groeide er eelt over mijn schoolmeestersziel, zoals er eelt in mijn weke handpalmen groeide. Ik ben nu een moeilijk te kwetsen brok eelt geworden. Na mijn job lees ik geen gedichten meer van Rilke: ‘Zwei Becken, eins das andre übersteigend/aus einem alten runden Marmorrand’, zoals ik dat deed in mijn vrije uren, toen ik nog in de normaalschool zat als een kuiken in het veilige ei. Ik kijk nu TV, het belet me te piekeren en slap te zijn. Het houdt me in de juiste conditie om in deze gistkelder niet hysterisch te worden. Ik kan nu acht uur per dag met een doorweekte overall een temperatuur, die rond de tien graden schommelt, trotseren. Ik palaver niet meer over revolutie en communisme met mijn vrienden aspirant-schoolmeesters. Ik keuvel nu met Albert uit de lageringskelder over het weer en de tuin, de worteltjes en de prei. Dit althans is een pluspunt. Ik heb afgerekend met het spuien van woorden. En als ik nu kiezen moest, dan kreeg ik liever een volle ton gist over mijn kop dan die watervallen van uitgesleten woorden....

…..
Ik klem de kaken op elkaar, alsof ik me wapen om te vechten tegen een vijand zonder gezicht: de doelloosheid.

…..