CONRAD, Patrick



Laag vlogen vogels voedsel

zoekend, en wijdbeens achter de vitrines

haakten en hoestten in hun sabelbont mijn hoeren.


En van uit het bed van de dames

steeg het gerinkel van hun kristallen armbanden

als een hoog en intiem lied. En wanneer mijn

vriendinnen zoals ze die dag

paarden, paren, parelt

in hun ooghoeken de honig.


Garibaldi

…..
Omdat alles vergaat, alles vervliegt,

de geur van de stilte,

de kleur van de wind,

de smaak van de sneeuw,


houd ik mijn mond en sluit ik de ogen,

op zoek naar die ene

onzichtbare zin van goud.


Zoals de anderen de troost achterna hollen

of wachten op de nachten

vol te veel en te weinig.



Heren van stand


Heren van stand spreken niet over geld.

Zij mijmeren over effecten, sissen over sicaven.

Heren van stand hebben een leuze:

Wie een put graaft voor een ander is een arbeider.


Heren van stand besturen geen auto's.

Zij rijden hun Porsches te pletter tegen palmbomen op Nassau

of telefoneren vanuit de kantoren van hun Rolls.


Heren van stand zijn niet goed van aard,

maar vriendelijk of beleefd. Zij schreeuwen niet, zij faxen.

Heren van stand steken geen sigaretten op.

Zij verwarmen hun Custom made filter typed Queen size Nat Sherman's

aan de gouden gloed van hun Dupont.

En hun naam vloeit slechts uit hun 24 karaat Waterman.


Heren van stand hebben geen geur, maar ruiken,

naargelang de plek waar men zijn neus op duwt,

naar Tuscany van Aramis, a fragrance for men, of Lanvin.

Pygmeeën, die nooit een schuimbad nemen,

beweren naïef dat ze ruiken als de dood.


Heren van stand dragen geen kleren maar merken

en hebben oog voor het schone: elk van hen,

zo leren ons de statistieken,

ontfermt zich over minstens één komma zes dichters.

Het woord racisme is hen vreemd:

Zij beluisteren Nat King Cole en eten probleemloos Uncle Ben's.


Heren van stand houden van vrouwen met American Express-groene ogen.

Het gebeurt dat heren van stand gluren naar deze dames

doorheen de ijsblokjes in hun Chivas,

terwijl de haard knettert en buiten in de herfst

een dwerg vol slijk de setters uitlaat onder de olmen.

Heren van stand lopen niet naar de hoeren.

Zij trouwen ermee.


Heren van stand drinken geen wijn,

maar Mouton-Rothschild, rug aan rug

met andere heren van stand in stille tempels met sterren.

Vervelen doen zij zich nooit tenzij,

omdat het past, in de opera.


Heren van stand ontmoet men niet op straat,

maar in lobbies, VIP-rooms en turkse baden,

op vossejacht, jumpings en safari's

of bij de aartsbisschop thuis.


Heren van stand dromen niet maar bestellen.

Hun truffels bij Fauchon, hun marmelade bij Harrod's,

hun dochters bij Madame Claude.


Heren van stand worden niet oud.

Zij joggen, slikken, pompen en lopen

er, na de achtste lifting,

glimmend als wassen poppen bij.


Heren van stand sterven echter alleen,

verlaten, verkleumd en klappertandend,

zittend op een bank,

maar dan liefst een Zwitserse, bvb. in Genève,

met uitzicht op het meer en verder en hoger,

op de eeuwige sneeuw.



Op de ruit sinds eeuwen tekenen druppels...


Op de ruit sinds eeuwen tekenen druppels

tikkend tekens van triestheid in het stof.

En achter het venster, aan de overkant van de straat,

striemt straks sinds eeuwen

de regen het dak.


Ik zou je kunnen beminnen als mijn natte stad.

Of als de kaden en de kreten uit deze stad.

Maar hoe zou ik me na deze rijkelijke reis nog

kunnen inbeelden

dat andere mannen met dezelfde voorzichtige vruchtbaarheid

over andere vrouwen durven reizen?


Je naam is een teken, gegrift

tussen tekens, naast je naam

de wand niet waard.


Je naam is een ballet en ik de

danser, steigerende ster

midden de stervende stoet van stuk

en tranen.


Een vriend ben je niet want vrienden zijn verraders.

Ze zeggen: "Wie gedronken heeft zal dromen". En

verwijzen me

schalks naar de schone stolp van je schoot.