Download document

KROMHOUT, Bas



De neerlandisatiepolitiek van Willem I – Historisch Nieuwsblad

…..
Medearchitect en tevens de belangrijkste waakhond van de taalpolitiek was minister van Justitie Cornelis van Maanen. Binnen zijn eigen departement stond Van Maanen het gebruik van het Frans slechts mondjesmaat toe. Ambtenaren die geacht werden Nederlands te kennen en zich toch van het Frans bedienden, konden op een uitbrander rekenen. Hij zorgde er persoonlijk voor dat het Palais du Justice in Brussel werd omgedoopt in ‘Paleis van Justitie’.

Ook bemoeide Van Maanen zich met het taalbeleid van zijn collega-ministers. Zo spoorde hij minister van Binnenlandse Zaken Patrice de Coninck van Outryve aan om meer Nederlandstaligen aan te stellen in ‘Vlaamse’ gemeentebesturen die nog geheel of gedeeltelijk francofoon waren. Van Maanen betoogde dat de ‘Vlamingen’ er recht op hadden dat de overheid hen in hun eigen taal te woord stond.

…..
Doove oren


Wilde Willem I de strijd tegen het Frans winnen, dan was het noodzakelijk een nieuwe generatie zuiderlingen op te leiden in de Nederlandse taal. Bij zijn aantreden was het onderwijs in het Zuiden er beroerd aan toe. De weinige lagere scholen waren in handen van de rooms-katholieke kerk. Kweekscholen bestonden niet; iedereen mocht zich leraar noemen. De hoge ambtenaren Adriaen van den Ende en Daniël van Ewijck kregen de opdracht om het onderwijs in het Zuiden te hervormen.

Zij richtten in hoog tempo lagere scholen op, waarvan de onderwijzers een overheidsloon kregen. In Nederlandstalige gemeenten mocht tijdens de gewone lesuren geen Frans worden gegeven. In 1817 werd de eerste en enige zuidelijke kweekschool voor onderwijzers gesticht in Lier. Ook hier werd uitsluitend Nederlands gesproken.

Op de doorsnee lagere school werd de taal van de streek gesproken. Daarnaast kwamen er zogenoemde Rijks-lagere scholen, waar uitsluitend in het Nederlands les werd gegeven. Oorspronkelijk waren deze bedoeld voor de kinderen van ambtenaren en militairen uit het Noorden, maar al snel stuurde ook de plaatselijke burgerij haar kroost ernaartoe. Op die manier werden de Rijks-lagere scholen vooruitgeschoven bakens van de Nederlandse taal en cultuur in het Zuiden. Hier werden ‘de zaden van echt Nederlandsche deugden in de jeugdigen gestrooid, liefde en eerbied voor den Koning en de pligt van gehoorzaamheid aan ’s Rijks wetten ingeprent’, aldus Van Ewijck.

In het middelbaar onderwijs verliep het neerlandisatieproces geleidelijker. Aanvankelijk werd de taalkeuze vrijgelaten, waardoor er op de meeste zuidelijke scholen Frans werd gesproken. Vanaf het cursusjaar 1823-’24 werd echter in het ‘Vlaamse’ gebied een begin gemaakt met het verplicht stellen van het Nederlands. Eerst in de hoogste klas, een jaar later ook in de op één na hoogste enzovoort, totdat in het schooljaar 1828-’29 alle klassen alleen nog Nederlands onderwijs kregen.

In het hoger onderwijs was de voertaal in het hele rijk nog altijd het Latijn. Wel werden aan de universiteiten van Gent, Leuven en Luik leerstoelen in de ‘Nederduitsche letterkunde en welsprekendheid’ opgericht.

…..