Download document

DE MAESSCHALCK, Edward



De Bourgondische vorsten

…..
Met het oog op de Blijde Intrede van Jan zonder Vrees legden de Vier Leden van Vlaanderen in 1405 een eisenbundel neer, die kenmerkend was voor de Vlaamse verzuchtingen:

(1) De hertog en de hertogin moeten in Vlaanderen resideren. Als de hertog afwezig is, moet de hertogin de nodige machtiging krijgen om te regeren, met de hulp van raadsheren die met Vlaanderen vertrouwd zijn.

(2) De hertog moet de privileges, rechten, wetten en gebruiken van de Vlamingen eerbiedigen. De Raad van Vlaanderen, tot dan toe in Rijsel, moet worden ingeplant in Diets-Vlaanderen en de handelingen dienen te gebeuren in het Diets.

(3) De hertog moet de onderhandelingen tussen Engeland en Vlaanderen bevorderen voor de bescherming van de maritieme handel, waarvan de welvaart van Vlaanderen afhankelijk is.

(4) Alle verzoeken van de hertog, de hertogin of de Raad van Vlaanderen door de Vier Leden van Vlaanderen of een van hen moeten in het Diets worden beantwoord.

…..
Karel de Stoute vertrouwde hem ( Adolf van Ravenstein ) blindelings, benoemde hem tot legerleider en tijdens zijn afwezigheid tot gouverneur-generaal van de ‘landen van herwaarts’ of de Nederlanden.

Op 28 januari zou Maria (van Bourgondië ) haar oom en voogd in deze functies bekrachtigen en meteen zijn inkomen verdubbelen. Adolf van Ravenstein zat dus steviger dan ooit in het zadel. Geen enkele belangrijke beslissing kon aan zijn goedkeuring ontsnappen. Als verantwoordelijke voor de verdediging van het land, wist Ravenstein de Staten-Generaal ervan te overtuigen een volksleger op de been te brengen. De verregaande concessies van de hertogin in het groot Privilegie effenden daarvoor de weg. De Staten verklaarden zich akkoord honderdduizend man te mobiliseren, waarvan één derde tegen 1 maart beschikbaar zou zijn. Wel werden maatregelen genomen om overlast voor de bevolking en de strijders te beperken. Er was sprake van voldoende soldij, waarborgen tegen strooptochten, pensioenen en uitkeringen aan weduwen en wezen. De Heer van Ravenstein zelf werd door de Staten als hoofd van het volksleger erkend.

…..
Het beleg van Nancy

Karel de Stoute vluchtte naar de Franche-Comté en probeerde daar alweer een nieuw leger uit de grond te stampen. Zijn wraakzucht en machtshonger kenden nu geen grenzen meer. Om zijn greep op Savoie te versterken, gaf hij het bevel om de regentes van Savoie, hertogin Yolande, te vatten en op te sluiten in het kasteel van Rouvres bij Dijon. Maar Yolande was de zuster van de Franse koning, Lodewijk XI, die haar prompt door een speciale eenheid liet bevrijden. In de voorbije jaren had hij de hertog gespaard, maar nu sloot hij zich resoluut aan bij diens gezworen vijanden en investeerde hij reusachtige sommen in de Zwitserse milities en in rebelse René II van Lotharingen. In oktober werd de stad Nancy door de laatste weer ingenomen. Nog dezelfde maand stond Karel de Stoute met de restanten van zijn leger voor de muren van de stad.

Aangezien de winter voor de deur stond, gaven de kapiteins van het Bourgondische leger aan de hertog de wijze raad af te zien van een beleg, maar Karel de Stoute wilde te allen prijze Lotharingen terugwinnen en aanvaardde geen redelijke argumenten meer. En dus verrees rond de wallen van Nancy het tentenkamp, waar meer dan tienduizend soldaten spoedig leden onder ziekte en kou. Toen in december ook het geld opraakte, begonnen de troepen op grote schaal te deserteren, waaronder ook duizenden soldaten uit de Nederlanden. Het Bourgondische leger raakte totaal gedemoraliseerd. Van hun kant gaven de belegerden geen duimbreed toe, want ze beseften zeer goed dat hen de galg wachtte, als de hertog slaagde in zijn opzet. Bovendien hoopten ze op de komst van een leger onder leiding van hun vorst René II, die in Zwitserland op zoek was naar bondgenoten. Uiteindelijk wist deze een leger van 20.000 man te verzamelen, bestaande uit Zwitsers, milities uit de Elzas, Lotharingers en troepen van Sigismund van Oostenrijk.

Op zondag 5 januari 1477 sneeuwde het in Nancy en hing er een dichte mist. De geallieerde troepen maakten van deze gelegenheid gebruik om zich op te splitsen, waarbij de ene helft rechtdoor marcheerde en de andere helft ongezien door de bossen een omtrekkende beweging maakte om de Bourgondische troepen in de flank aan te vallen. De list slaagde volkomen. Karel de Stoute die nog amper over 5000 soldaten beschikte, maakte geen enkele kans. Het werd voor de Bourgondiërs alweer een catastrofe, de derde op rij. Pas twee dagen later werd de gesneuvelde hertog teruggevonden, vastgevroren in een vijver en gruwelijk verminkt. René II liet hem eervol begraven in de Sint-Joriskerk van Nancy. Pas in 1550 zou zijn stoffelijk overschot overgebracht worden naar de Nederlanden, waar het in 1562 in de O.L.V.-kerk van Brugge werd herbegraven. Sindsdien rust Karel de Stoute in een praalgraf naast dat van zijn dochter, Maria van Bourgondië.

…..


Oranje tegen Spanje

…..
Adrianus van Spanje naar Rome

…..
In de geest van de moderne devotie riep hij ( Adrianus) ook op tot nederigheid, gewetensonderzoek en boete. Uniek in de kerkgeschiedenis was dat hij ernstige misstanden in de Kerk toegaf en pleitte voor een grootscheepse hervorming, waarmee hij zich uieraard de haat van de Curie op de hals haalde. (…)

Wij weten dat in deze Heilige Stoel al gedurende enkele jaren veel verwerpelijk is geweest, misbruik in geestelijke zaken, overdaad in benoemingen, kortom alles in het tegendeel verkeerd. En het is geen wonder dat de ziekte van het hoofd af naar de ledematen, van de pausen naar de andere, lagere, geestelijken is afgegleden. Wij allen, dat wil zeggen: kerkvorsten en geestelijken, zijn afgeweken, ieder op zijn eigen weg, en al lang was er niemand die iets goeds deed, absoluut niemand.(…) Beloof dat wij alle moeite zullen doen om eerst deze Curie, vanwaar misschien heel dit kwaad voortkomt, te hervormen.

…..
Voor de enorme, geldverslindende kerkelijke hiërarchie was Luther een hoogst gevaarlijke vijand. Het was immers zijn overtuiging dat de hele Roomse Kerk met al haar functies, ereambten en prebenden in feite overbodig was.

…..
Van zijn kant wilde Oranje de kool en de geit sparen. In Antwerpen, waar hij burggraaf was, liet hij drie kerkbrekers ophangen, maar hij zorgde er wel voor dat het om vreemdelingen ging. Persoonlijk stond hij zeer afkerig tegenover de Calvinisten, die hij beschouwde als onverbeterlijke rebellen. Hij had daarin de steun van zijn Duitse vrienden, die als goede Lutheranen elke toenadering tot de harde leer van Calvijn afkeurden.

…..
(1631 )-( Hendrik ) Van den Bergh was daardoor zo in zijn eer gekrenkt dat hij nu werkelijk naar de vijand overliep en bovendien, samen met René Renesse, graaf van Warfusée, een complot smeedde om het Spaanse juk voorgoed af te schudden. Hij kreeg daarvoor de hulp van Frankrijk en van enkele hoge edelen. (…) Volgens dat sinistere plan zouden de Spaanse Nederlanden verdeeld worden tussen Frankrijk en de Republiek, met de taalgrens als voornaamste criterium: Frankrijk kreeg Artesië, Henegouwen, Namen, Luxemburg, Rijsels Vlaanderen, Kamerijk en Franche-Comté; de Republiek kreeg Vlaanderen, Brabant en Mechelen, Gelre en het Maasland.

…..