DE WEERDT, Andreas
De bedrogen Duivel
Jan Piet die had zijn ziel verkocht
voor honderdduizend kronen,
die hij van Satan had verzocht
om op de Meir te wonen.
Met zo een schoon madam
die hij tot huisvrouw nam.
En na de zeven jaren
zou Satan komen om zijn ziel
en er naar d’hel mee varen
zodra de tijd verviel,
zodra de tijd verviel.
Die Satan was de wreedste niet
maar wel een joviale;
hij had gezegd aan onze Piet:
«Wanneer ik u kom halen,
dan geef ik u het recht
zo gauw als ge ’t mij zegt
dat ik moet doen drie toeren.
En als er één is van de drij
die ik niet uit kan voeren
dan laat ik u nog vrij,
dan laat ik u nog vrij.»
Dat was me goed. De vent die dee
zijn best om blij te leven.
Hij at en dronk, hij liep en ree;
plezant! Ja overdreven.
’t Was enkel met zijn wijf
dat hij kwam in gekijf,
maar dat was een dragonder!
Een kwaad serpent! Een slangevel,
dat er zo geen van onder
in ’t diepste zit van d’hel,
in’t diepste zit van d’hel.
Als nu de tijd verlopen was
en Satan af kwam zakken,
dan sprak de vent: «Ge moet eens ras
een brug daar neer gaan plakken.
Van hier tot op Sint-Jan
en rijdt daarover dan,
te peerd op een expressen
en achter u zo gauw en zwak
ge trekt de brug op flessen
en steek z’in uwe zak,
en steek z’in uwe zak.
Da’s d’eerste kunst die onze vent
de duivel deed verrichten.
De Satan deed het zo patent
lijk ik die ga te biechten.
Dan sprak de vent: «Ditmaal,
ga naar de kathedraal
en kleffert zonder handen
tot boven op de torentop,
en pakt met uwe tanden
en slok de toren op,
en slok de toren op.»
De duivel deed dat ook al gauw,
maar hij moest knarsetanden,
al gaf hij ’t kruis een felle knauw
’t lag op zijn maag te branden.
Toch riep hij tot den man:
«Ge ziet dat ik het kan!».
Ja, deze stond verslagen,
maar sprak: «G’hebt nu nog één bedrijf,
gaat er eens veertien dagen
nu leven met mijn wijf,
nu leven met mijn wijf!».
«Wat» riep de Satan, «met dat kruis!
Verdomd ik zou niet geren!
Ik ging nog liever bij de Pruis
2
mijn eigen engageren.
Parbleu! Die duivelin,
die ken ik meer of min
en voor geen twintig Russen
woon ik een week met uwe bruid,
ge kunt mijn botten kussen!».
En Satan trok er uit!
En Satan trok er uit!
La mode de Paris!
Al wie maar iets of wat wilt doen
moet doen gelijk de Fransen.
Ons land is een Parijs in ’t klein,
de groten doen ons dansen
en geven ons: La garnison,
geweer en sabel en kanon,
Kasteel en fort met veel genie, Biribi,
à la façon de Barbarie de Paris!
En allegaar het modegoed
heeft ook al Franse namen,
van aan de kop tot aan de voet,
daar hangen voor de ramen:
Un Canrobert! Un Mac Mahon!
Un Pélissier!
Un pantalon!
et des gilets de fantaisie, Biribi,
à la façon de Barbarie de Paris!
Madame La Chose a bien l’honneur
zo heb ik laatstst vernomen,
elle fait savoir que toute à l’heure
z’is van Parijs gekomen.
Avec un choix de grands jupons,
en bij een hoop, jolis chiffons
‘Een hoed à la gendarmerie, Biribi,
à la façon de Barbarie de Paris!
Al wat in’t Frans maar mode wordt
da’s goed voor d’apenkoppen,
ik vrees dat z’ook ons nog in ’t kort
doen dragen Franse knoppen
lijk die van ’t Savoyards kanton,
Onz’ Heer, bewaar de Brabançonn’,
en hij verlost ons, Vlaamse leeuw van de die,
à la façon de Barbarie de Paris!