BEUVING, Jan


Niets blijft

Hoeveel liedjes je ook zingt,

Welke bergen je ook bedwingt

Hoeveel brieven je ook schrijft,

Niets blijft.


Hoeveel ruggen je ook recht,

Welke steen je ook verlegt

Hoeveel liefde je ook drijft,

Niets blijft, niets blijft, niets blijft.

Maak maar reizen, bouw kastelen,

Of paleizen, kan ‘t schelen,

En zie het licht in elk idee,

Waai met alle winden mee.

Ook al mis je geen seconde,

Ook al mors je geen minuut,

Ook al leef je ongeschonden,

Al je uren resoluut,


Ook al ben je sterk en weerbaar,

Het is hard en onverteerbaar,

Maar de tijd is onomkeerbaar,

Niets blijft, niets blijft, niets blijft.

Hoeveel feesten je ook feest,

Of welke boeken je ook leest,

En wat voor ziekte je ook krijgt,

Welk gevaar je ook bedreigt.


Er is niets wat echt beklijft,

Hoeveel dromen je ook droomt,

Niets blijft, niets blijft, niets blijft.

Niets blijft, alles stroomt.



De begrafenis van de waarheid


Ik had een schep gekocht om de waarheid te begraven

dus liep ik in mijn eentje naar haar laatste rustplaats toe

Maar hoe ik ook bleef spitten, de aarde ging niet open

De grond was veel te hard en mijn twee handen werden moe


Dus sleepte ik de kist met moeite naar de haven

Daar gooide ik de waarheid met een molensteen in zee

Er kwamen mensen kijken om het zinken te aanschouwen

Maar de waarheid bleef maar drijven dus we namen haar weer mee


Toen zochten we naar hout om de waarheid te verbranden

De menigte werd groter, het vuur werd hoog gestookt

De vlammen werden heter de hitte onverdraaglijk

Maar toch werd er geen splinter van de waarheid opgerookt


Gelukkig was er nog een diepe kloof voorhanden

De halve wereld stond intussen aan de kant

te kijken naar de waarheid en hoe die stuk zou vallen

Maar even later stond ze ongeschonden op de rand


Toen brak de pleuris uit, het volk begon te muiten

De sfeer was explosief, het ongenoegen groot

‘Wie neemt ons in de maling? We worden hier bedrogen!’

Ze schreeuwden ‘Het is een complot! De waarheid is niet dood!’


Ze openden de kist. De waarheid kwam naar buiten

Ik keek tevreden toe. Een eindeloze stoet

van ooit zo boze mensen trok zingend door de straten:

‘De waarheid is van ons!’ En zo kwam alles toch nog goed


Zeg griepje voor een virus, tel stemmen tot je scheel ziet

en weiger vaccinaties of noem het koren kaf

Ja, lieg uit volle borst en uit vrijuit je mening

Maar wat je ook beweren mag: de waarheid heeft geen graf


Die geur


Excellentie,

Het ergste is de stank.

Die voedselbank, dat gaat nog wel

En zelfs de kou die optrekt tot je kloten

Als het gas is afgesloten

is kinderspel

Maar de geur van schuld


De geur van op de proef gesteld geduld

De geur van huiselijk geweld

De geur van het verschaalde geld

Het is de geur die je al ruikt als je de bel indrukt

Hun honden blaffen: ingerukt

- Ze hebben altijd honden

Magere scharminkels die de pan uit mogen likken

Hun scherpe nagels tikken

Op de vuil geworden vloer

Het ritme van de radeloosheid


Het is de geur van de ternauwernood in toom gehouden boosheid

De geur van angst die rondwaart

in hun miezerige woning

Uw land van melk en honing, excellentie

Heeft huizen, penetranter dan de hel

U kent ze wel

Nee, U kent ze niet,

Het vuile werk, daar heeft u mensen voor

Als ik, die op het doodgelopen spoor

Het evangelie van het eindpunt mogen brengen


Kon u zelf maar ruiken

hoe die geuren zich vermengen

met de beelden

van hun kinderen die bleek

moeten vreten van een tientje in de week

omdat hun moeder danst naar de bevelen

van de wreedste curatele die er is

de zogenaamde zorg van hogerhand.


Dit land!

waar zelfs de berm nog wordt gemaaid

En elke steen wordt rechtgelegd

Waar zelfs de kleinste sloot gedregd

Wordt, een rotonde ingezaaid,

Heeft achterstallig onderhoud

Bij juist degenen die benauwd zijn en verdrukt

Omdat er iets niet was gelukt

Omdat hun toeslag werd geweigerd

Door fout in het systeem

En dat leidt tot een probleem

Van een aanslag die ze niet kunnen betalen

Wat u oplost met een boete

Die ze ook betalen moeten

Maar ze kunnen niet betalen

En dan vraagt u mij het geld dan maar te halen

Geld dat er niet is!

Er is alleen een deur

Waar je haast flauwvalt

van die geur…


Die geur van wanhoop en verdriet

Ik kan niet meer,

Ik ben geen mens meer, maar machine,

Ik smeer de raderen van de wet

Met bloed

Maar ik moet

Want ik weet ook wel hoe het gaat

U zet me zo op straat

Straks zit ik zelf achter zo’n deur

In die sleur van blauwe post met rode cijfers

Die net zo lang en slopend

Op je neervalt, tot je brieven niet meer opent

En dan aan het einde van die rij

Komen wij


Excellentie, als die mensen zich verhangen

Aan de balken van hun krot

Met enveloppen als getuige

Van hun bange wrange lot

En alleen het valse blaffen

Van een hond de stilte vult?

Wie heeft er dan de schuld?


Wie heeft daaraan dan schuld?

Ben ik dat dan?

Is dat waar u mij voor gebruikt?

Ik ben zo bang

Zo bang

Voor hoe het ruikt…