ROSEN, L.F.



Boorziek mensdom


Een huis moet rafelranden kunnen krijgen,
uit zijn hang- en sluitwerk slaan,
donker mompelen, siberisch jammeren,
moet zijn pannen kunnen losgooien als haar,
zich laten kastijden door de twijgen
van een berk. Zou daaraan dood moeten mogen gaan.
Hoe zacht zouden steden dan,
een droom van huizenspinsels.

Huizen zouden uit hun windsels
moeten kunnen vallen, traag
en statig in het gazon
op hun knieën zakken,
zich openen als een vrucht
weer bos en rots worden,
een landschap als een oude zolder.