WILLEMS, Jan-Frans



Verhandeling over de Nederduitse taal-en letterkunde, opzichtelijk de Zuidelijke provinciën der Nederlanden

…..
En zo ben ik dan aan het einde van mijn opgenomen taak. Zo heb ik dan beproefd om het verschil der Hollandse en Vlaamse schrijf- en spreekwijzen voor te dragen en te beoordelen. En dat deze beoordeling, over het geheel, ten voordele van het Hollands is uitgevallen (…) behoeft niet nader aangewezen te worden, en zal door iemand, die mijn redenen, vóór en tegen, met rijpe aandacht heeft overwogen, niet licht worden in twijfel getrokken. De behandeling van dit punt heeft ons aanleiding gegeven tot het ontdekken van nieuwe schoonheden in onze taal, die door nog geen schrijver opzettelijk waren aan de dag gelegd. Zij heeft ons nogmaals de rijkdom en de voortreffelijkheid onzer moedertaal, waarop de Nederlander met recht roem draagt, doen bewonderen; zij heeft ons aangetoond hoe Bataven en Belgen, sinds zij de broederhand van elkander aftrokken, en hun eigen weg verkozen te gaan van het rechte spoor zijn afgedwaald, en de eenvoudige regels hunner spraak hebben miskend of verwaarloosd. Zij heeft ons eindelijk geleerd hoe beiden, om een vergelijk te treffen, tot het oude Nederduits enigermate zullen moeten terugtreden, en hoe elk van hen zijn bijzondere begrippen van spelling en taal (die de toets der deugdelijkheid niet hebben kunnen doorstaan) op het altaar van broederlijke hereniging, onderlinge beschaving en volmaking, zal moeten slachtofferen - voortaan geen Vlaams, geen Hollands meer schrijvende, maar NEDERDUITS! - Gelukkig voor mij, indien ik, door deze (mijn) arbeid, iets mocht hebben toegebracht ter bevordering van eensgezindheid bij mijn zuid- en noordelijke Landgenoten, en dus tot het welzijn van mijn dierbaar Vaderland!

…..


Voorrede van de bewerking van het Reynaertverhaal (1834)

…..
Van mijn jongste jaren af heb ik getracht de verworpen moedertaal te helpen opbeuren. Ik heb dezelve zowel tegen de bekrompenheid der Hollandse schrijfregels, als tegen de verbasterdheid van het Vlaamse schooldialect verdedigd:

ik heb haar rechten op het openbaar bestuur en haar nationaliteit door historische gronden, zoveel als in mij was, bewezen en voldongen. Om harent wil ben ik van Antwerpen naar Eeklo verbannen. Zij moet mij dus dierbaar zijn! Doch ook in Eeklo heb ik geleerd dat haar vijand, de Franse taal, die in zes eeuwen, en meer, nog geen enkele voet gronds op het Nederduitse heeft aangewonnen, nimmermeer de taal van het merendeel der Belgen zijn zal. Op 8.600 inwoners van die stad zijn er omtrent 300 die Frans verstaan, en geen 100 die fatsoenlijk Frans spreken kunnen. Nochtans was Eeklo zeer vele jaren de verblijfplaats van Franse tribunalen, van Franse sousprefets, van Franse ambtenaren! Nochtans worden wederom, sedert vier jaren, haar 8,300 andere ingezetenen in het Frans gegouverneerd en dagelijks gesommeerd, geëxploiteerd en geëxecuteerd! Wij bezitten thans de vrijheid van taal, ja; doch het schijnt mij toe, dat die vrijheid haar zuster, de vrijheid van verstaan, geheel onder de voeten helpt.

…..