DE WINTER, Leon



Serenade

…..
Fred bewoonde een weidse living met crèmeleren zithoek, koperen halogeenlampen op slanke poten, een ingebouwde bar, een aerodynamische stereo van B&O, een zithoek van verchroomd metaal bekleed met gifgroen fluweel.

…..
Fred lag naakt op bed terwijl de donkere serveerster op de vloer op haar knieën zat ,zijn niet onaanzienlijke geslacht in haar mond . Haar haren hingen over haar ogen en verhinderde dat zij mij opmerkte . driftig bewoog ze haar hoofd op en neer ,Freds vochtige geslacht met beide handen vasthoudend. De in het nachtkastje gebouwde radio speelde een lokale wals, vergelijkbaar met een vette Duitse Schlager, en het duurde enkele seconden voor de essentie van dit tafereel tot mij doordrong.

…..
‘We zitten voor de televisie en kijken toe hoe mensen zoals jij en ik worden afgeschoten! Als honden! Bennie, als honden! Er zitten sluipschutters in de bergen en de mensen in de stad worden als honden afgeschoten! En in die stad woonde iedereen door mekaar, katholieken, moslims, Serviërs, joden ook, die woonden daar ook al honderden jaren, Ben, en nu schieten ze met kanonnen en raketten en wat doet de wereld? De wereld kijkt toe hoe de bandieten weer de baas worden. Mooie wereld is dat, he Bennie?’

…..
De lucht rook naar gemaaid gras. In de verte raasde het verkeer naar Hilversum. In de hemel huilde een Boeing.

…..


Hoffman’s honger

…..
De afgelopen nachten had hij weer gegeten, toegevend aan de wrede honger. Hij had tijdschriften en simpele detectives gelezen, en gelaten en opgeblazen op de ochtend gewacht. Het medicijn dat zijn bloed dun hield, Sintrom, slikte hij nog, de slaapmiddelen daarentegen had hij boven in zijn slaapkamer in een la gelegd, naast het boek van Spinoza, dat verwarrende en vermoeiende herinneringen opriep. Het leek wel of de jongensachtige bravoure waarmee hij aan de verbetering van zijn verstand was begonnen nu al om de onvermijdelijke rekening had gevraagd, want de rekening, zo wist hij uit ervaring, bleef nimmer uit; hij was slechts een man op leeftijd met volwassen zelfhaat en een laatste wens die hij niemand kon toevertrouwen.

Hij dacht in termen van ‘de rekening’. Voor elke stap vooruit had hij betaald. Zijn overleving in de oorlog had hij afgerekend met de dood van zijn ouders, de teloorgang van zijn kinderen vormde de betaling voor zijn loopbaan – zo ongeveer zag zijn denken in balansen eruit.

Meer dan eens had hij er op de plee of aan de keukentafel over nagedacht en zich afgevraagd of hij er een ander waardenstelsel op na kon houden, maar hij had hierin geen vrijheid, hij voelde de knellende banden van zijn beperkte karakter.

Hij was niet anders dan hij was, stelde hij vast. Hij accepteerde met deze conclusie een soort gemakzucht, want deze ontsloeg hem van verbetering van verstand en moraal. Hij had er zich bij neergelegd. Nadat de tintelende jacht op geluk in Esther’s kist was geëindigd, had hij nu ook het streven naar rust en begrip laten glippen. Als een ontsnapte ballon schoot het naar de wolken.

…..


VSV of Daden van onbaatzuchtigheid

…..
‘Het streven naar macht is het streven naar het einde van angst en het einde van dreiging. Macht leidt altijd tot het verlangen de macht absoluut te maken. Wie eraan geroken heeft, is voor altijd besmet. Elke machthebber, elke autoriteit moet gewantrouwd worden. Sonja…’ Hij hield even zijn mond en vroeg zich af wat hij wilde zeggen. ‘Een vrouw die heb gekend, zei altijd dat ik een anarchist was. Het tegendeel is het geval. Ik ben voor orde. Maar ik verafschuw de elite. De politieke elite, bedoel ik, die macht wil behouden. Niet de types die hier hun auto’s komen tonen. Hebben ze vermoedelijk hard voor gewerkt. Maar macht die tot rijkdom leidt, is verderfelijk.’
…..


Supertex
…..
Aan Maria kon ik mijn verhaal niet vertellen ook al was ze intelligent, flexibel, meegaand. Want ze was deel van het verhaal, net als de vijf of zes joodse vrienden die gewillig hun oor konden lenen. De gradaties tussen weerzin en sympathie, essentieel voor mijn verhaal, zou ze beslist niet kunnen onderscheiden. Ik wilde het kwijt aan een buitenstaander, aan een deskundige die er voor gestudeerd heeft om alles te begrijpen van een jood in een Porsche.

…..
Ik wankelde met mijn zware lijf naar mijn verlaten penthouse en ik besefte dat ik de erfgenaam was. Die gedachte verwarmde me en het doel dat nu opeens helder voor me opdoemde kalmeerde en troostte. Ik was de erfgenaam. Ik zou me niet meer verzetten.

…..


De ruimte van Sokolov

…..
Het was een stoere jongen achter wiens puberale behoefte aan overdrijving en nonchalance Sasja aanvankelijk geen briljante geest kon ontdekken. Lev Lezjawa rookte als een ketter en in de wasruimte bij de wc's haalde hij na tien dagen zwijgende aanwezigheid (hij had nog geen vrienden gemaakt , keurde niemand een blik waardig) demonstratief een zakflesje wodka te voorschijn. De jongens van Middelbare School no. 79, precieze en ernstige kinderen, hadden nog nooit zoiets meegemaakt.

…..


God’s gym

…..
Opnieuw knikte de man, met gebogen hoofd nu. Maar hij was zo lang dat Joop nog steeds onbelemmerd zijn gezicht kon zien. `Waar wacht je op! Weg! Wil je dat ik de politie bel!' `Het mag niet zo blijven,' zei de man terwijl hij naar zijn handen keek. 'Als mensen sterven hebben ze recht op een ritueel. Mirjam moet een graf krijgen. Ik bemoei me nergens mee, maar u reageert niet. U neemt de telefoon niet op. U haalt de post niet uit uw brievenbus. Ik moest iets doen. Ik zei maar dat ik namens u handelde. Doet u het dan alstublieft zelf. Doe 't voor haar. Ze heeft er recht op. Mister Koepm'n, ze heeft nog steeds rechten!' Het gezicht van de grote man trok opeens in een kramp en zijn ogen stroomden vol. Terwijl hij in zijn handen kneep, perste hij zijn lippen op elkaar en probeerde zijn tranen in te slikken. Maar de tranen bleven stromen en met diepe uithalen stond de man voor zijn deur te huilen. Zijn schouders schokten en hij opende zijn mond en haalde diep adem om de pijnscheuten van verdriet te kunnen weerstaan. De aanblik van de man was niet te verdragen. Joop deed een stap opzij en zocht steun bij de muur naast de kapstok, met zijn schouder tegen het rugzakje, en onttrok zich aan het uitzicht door het raam. Gedempt hoorde hij het gesnik van de man. De man had de motor bestuurd. Zijn dochter was gestorven, maar de man was ongedeerd, stond hier nu te janken alsof het zijn eigen kind was geweest. Hij had geen recht op medelijden. Niet van Joop. Niet hier. Joop wachtte tot er geen gesnik meer door de deur klonk. Na een paar minuten leek de man zijn huilende lijf onder controle te krijgen. Het gesnik stopte en Joop hoorde dat de man zijn neus snoot. `Mister Koepm'n, sir?' hoorde Joop vervolgens. 'Mister Koepm'n? Luistert u even naar me? Ik weet dat u me hoort. Mister Koepm'n, ik heb gisteren m'n zaak verkocht! U bent er geweest, pas geleden nog! Ik moet daar les blijven geven, maar ik heb het verkocht en ik heb er geld aan overgehouden! Real money! Mister Koepm'n, ik wil een gedenkteken voor haar oprichten! Een tempel, sir! Een beeld in een Griekse tempel met zuilen! Zoiets als de tempel van Artemis in Ephesus! Iets wat er eeuwig zal staan! Ik betaal alles, sir!

…..