VAN MERSBERGEN, Jan



De laatste ontsnapping

…..
Vanuit het oosten kwam een tram me tegemoet. Heel langzaam naderden de lichten van de tram en de lichten van de auto’s die ook de brug over kwamen draaiden langs me de weg op en de sneeuw smolt op het zwarte asfalt alsof het de laatste dag van de winter was, van het donker, van de kou, en nu lijkt dat allemaal precies te kloppen en we razen door de lucht en de wolken zijn verdwenen en straks zitten we in de warmte, in de zon.

…..
Ivan kletst niet, dat is de kern. Ik kan alles om me heen benoemen, ik kan de krant analyseren en de oorsprong zoeken van de dingen om me heen, een mening formuleren, dat konden mijn collega’s ook en zeker de vader van Eefje was daar goed in, maar van mijn eigen oorsprong en de verbondenheid met anderen wist ik niks. Daarover kon ik net als Ivan alleen maar zwijgen, al deed ik dat nog niet op de juiste manier. Zwijgen omdat je niks weet is anders dan zwijgen juist omdat je het weet.

…..
Ivan gaat door zijn knieën en drukt de jongen tegen zich aan. Twee handen tegen de rug van de jongen, een op zijn schouderblad, een tegen zijn onderrug. Stevig maar toch zacht. Deedee heeft zijn armen om de nek van zijn vader geslagen. Hij drukt zijn voorhoofd tegen zijn schouder.

…..