GEZELLE, Caesar
De waterval
Het leven is zo broos, en toch wie denkt eraan
dat t’elker uur met hem kan uit zijn en gedaan?
Wij zien het dag aan dag en ieder stond gebeuren
de dood die komt het vals gordijn van ‘t leven scheuren
en in de bloedige reet zijn grijnzend doodshoofd stelt
en een van ons daar voor zijn voeten nedervelt.
Wij leven almaar door als zouden we eeuwig leven
Wij gaan, de stroom gelijk, en onbaatzuchtig geven
aan ‘t groen op onze boord het leven onvergeld,
gaan, stervend zelf, voorbij en haastig heengesneld
en drijven breed en statig door de onzekere dagen,
gelijk de bergstroom vlak en blinkend voortgedragen
tot op de steile rand van ‘t diepe waterdal
en storten dan al huilend en wanhopig in de val.