STUCWERK
Hij draagt een jas met bonte kraag
Hij draagt een jas met bonte kraag
Een trainingspak maar sport niet graag
Zijn matties spuwen op het trottoir
En roepen “kanker” naar elkaar.
Steevast noemen zij hem kill
Terwijl hij juist meer warmte wil
Ze gooien zomaar ruiten in
Hij doet dan mee met tegenzin.
Terwijl zij bangalijstjes schrijven
Probeert hij bij zichzelf te blijven
Zijn pet verhult die sentimenten
Te midden van de delinquenten.
In zijn hoofd reist hij de wereld over
En is hij een poëet
Toch zit hij spugend op een bankje
Waar niemand van zijn dromen weet.