MOENS, Petronella



Cleopatra

…..
Het gif vloeit al met mijn bloed door trillende aders heen,

Mijn boezem laat beklemd de adem hijgend glippen,

Alles beeft voor mijn oog, ik voel niets, ik denk alléén;

Augustus! de vloek der wraak sterft op verstijfde lippen!
…..


Aan de slaap


Slaap! dauw der menslijke natuur,

Die ’s levens krachten doet herbloeien,

Gij sluit in ’t middernacht’lijk uur

Elk zintuig in fluwelen boeien.

Vaak schuwt gij ’t vorst’lijk ledikant

Maar zweeft, aan de onschuld nauw verwant,

Om ’t bed van stro, op donzen wieken.

Veroordeeld, maar geen kwaad bewust

Wacht Filo in uw’ arm gerust

Schavot en zwaard bij ’t morgenkrieken.


’t Aan moeders boezem dart’lend wicht

Sluit gij in ’t eindzoo kalm, zo zachtjes

De vriend’lijk vleiende oogjes dicht

En ’t mondje tuigt door eng’lenlachjes

Wat ook het zieltje dan geniet,

Daar ’t hemelse gespelen ziet,

Als Cherubijntjes ’t wiegje omringen.

Gij ademt groeikracht, ja gij doet,

o Kalme slaap! de levensgloed

Door hartje en tee’re leedjes dringen.


Bij ’t krankbed, waar geen kunst meer baat,

Waar liefde en vriendschap macht’loos wenen,

Waar hoop zelfs ’t biddend hart verlaat,

Daar kunt ge, o slaap, nog troost verlenen.

Daalt ge op de dierbre kranke neer,

Vaak geeft ge ons dan de liev’ling weer,

Gehoorzaamt gij des Eeuw’gen wenken.

o Dat ge, in spijt van graf en dood,

Mijne Emma ’t lachend morgenrood

Der blijde welvaart weer mocht schenken!