SCHOLTEN, Patty
Oude dames
Ruim voor de bus vertrekt zie ik ze naderen.
Ze lopen zo behoedzaam in de pas.
Hun schoenen passen altijd bij hun tas,
gezonde kousen steunen oude aderen.
Een fleurig sjaaltje siert hun saaie jas,
een beetje lipstick tegen het ontbladeren
en zilverwitte krulletjes omkaderen
't gezicht dat vroeger mooi of lelijk was
Dit is mijn voorland, zo zal ik verwelken.
Ik maak een praatje met ze over 't weer
en ruik een vleug parfum van aronskelken.
De bus vertrekt. Ze zingen zacht een lied:
sirenen met een lofzang op weleer.
Ze wenken naar me. Maar ik wil nog niet.
De dood
voor James Brockway
De lompe gast zal jou niet overslaan.
Nooit belt hij op en vraagt: 'Kom ik gelegen?'
Hij komt te vroeg, te laat, zijn zeis stoot tegen
je lamp of vaas. Hij laat zijn koffie staan.
Beloftes worden niet door hem gedaan
en hij zal nooit die knekelvoeten vegen.
Hij wil niet schaken. Er wordt stuurs gezwegen
tot hij je vraagt om met hem mee te gaan.
Dat was het dan. Je bent opeens zo moe.
Hij zegt: Je wist toch dat ik ooit zou komen.
Die lamp, die vaas, die doen er niet meer toe.
Kijk niet zo bang. Het sterven doet geen pijn.
Het zal een slapen, slapen zonder dromen,
het zal een slapen zonder weerga zijn.