Download document

DE JONGE, Freek


Dankzij de dijken


Ik ben geboren

In een dal van klei

Mijn wieg stond niet ver

Van een koe in de wei

Waar je koren kon horen

Tot de einder kon kijken

Dankzij de dijken


Ik voelde me veilig

Ik waande me vrij

Ik dartelde lam

Ik spartelde blij

Het wassende water

Zou mij nooit meer bereiken

Dankzij de dijken


Toen kwam op een nacht

De storm en de vloed

Die verpulverde

Dat vertrouwen voorgoed

Ondanks de beloften

Wij zullen niet wijken

Braken de dijken


De natuur is een monster

De mens is een dwerg

Een dijk blijft een dijk

Een Hollandse berg

Hollandse bergen

Blijken de dijken


Ik bleef heel mijn leven

Een rasoptimist

Een Hollandse jongen

Een stadsalpinist

Die zijn leven vergeefs

Naar de hemel zal reiken

Dankzij de dijken


Ik ook

Omdat jij wist dat ík het was

En niet jouw laatste liefde, de knapste van de klas

Omdat jij blozend voor me stond, naïef en van de kook

Omdat jij smoorverliefd was, daarom was ik het ook

Omdat je bij me blijven wou, ondanks mijn bot gedrag

Die vrijgezellendrift gepikt hebt, elke dag

Omdat je maling aan de mensen had, aan geroddel en gestook

Omdat jij zo graag trouwen wou, daarom wou ik het ook

Omdat je door bleef vechten, op het randje van de dood

De vrede, teder leven, in je armen sloot

Omdat je onomwonden het huwelijksbed in dook

Omdat jij zo graag kinderen wou, daarom kreeg ik ze ook

Omdat je leven kunt met mij zoals ik ben

Omdat jij altijd anders bent dan ik denk dat ik jou ken

Omdat jij jouw heilig vuur niet verstikken laat in rook

Omdat jij weet wat liefde is, daarom weet ik het ook


De vondeling van Ameland

Op het strand van Ameland, was hij als zuig'ling aangespoeld.

Overboord gegooid, op een reddingsboei gebonden.

Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld,

en schreeuwde tot hij door een jutter werd gevonden.

Ameland sprak schande van de jutter,

een zonderling die leefde van de wind,

die al de raarste dingen had gevonden.

Hoe kwam die jutter nu weer aan dat kind?

Als hij er daags op uit ging om te jutten,

moest de vondeling altijd met hem mee.

En toen die na een jaar begon te praten,

was zijn eerste woordje. Zee.

Op het strand van Ameland, speelde de kleuter jarenlang.

De jutter was zijn meester die hem wijze lessen leerde.

Hij stond wijdbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang,

en schreeuwde net zolang tot de vloed zich keerde.

Ameland sprak schande van de kleuter,

de vondeling die schreeuwde als de wind.

Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk,

dat de zee zich terugtrok voor een kind.

Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen.

Dat was uit de verte moeilijk te verstaan.

En toen ze het de jutter vroegen zij die:

Volgens mij roept hij: ik kom eraan.

Ik kom eraan, ik kom eraan.

Zee, wind , zon, oceaan.

Ik kom eraan.

Op het strand van Ameland stond hij als knaap in d'avondzon.

Hij zei geen woord, begon zich langzaam uit te kleden.

De vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon.

Nog eenmaal draaide hij zich om, liep toen de zee in.

Ameland sprak schande van de jongen,

de naakte, zonderlinge vondeling.

Men had zich bovenop het duin verzameld,

omdat men voelde dat er iets gebeuren ging.

En toen begon hij plotseling te schreeuwen.

Zo hard dat het tot aan de duinen klonk.

Nog even zag men hem op het water lopen,

voor hij in de diepte zakte, en verdronk.

Ik kom eraan, ik kom eraan.

Zee, wind, zon, oceaan.

Ik kom eraan.

Ik kom eraan, ik kom eraan.

Zee, wind, zon, oceaan.

Ik kom eraan.