VAN DEN BROECK, Walter
Au bouillon belge
…..
JOS Ik doe het niet. Ik doe het niet. Ik doe het niet!
ASTER Jos, die zaakske loopt toch prima!
JOS (Pauze) Gedaan! (Pauze) Niet meer. Basta!
AGNES Ge gaat het kieken met de gouden eieren toch niet slachten?!
JOS Gij naar de universiteit, zij naar de balletklas, en ik? Hier! Hier, godverdomme! Jos, tafel één! Jos, tafel twee! Jos, de groenten! Jos, het vlees! Jos, de afwas! Jos, vegen, kuisen, dweilen! ( Pauze ) En waarom? Hè? Waarom? Omdat ik stotterde! Omdat ik stotterde. Godvergodvergodver-DOMME!
ASTER We weten het.
JOS Ah, ge weet het? Als gij twee thuis waart in ’t weekend, dan moest ik u bedienen! Nee onze Zjos zal de mosterd wel halen, blijf maar zitten.
ASTER Werken en studeren gaan niet samen.
JOS Nog een paar jaartjes geduld, Jos. Dan beginnen zij ook te verdienen. Dan kunt gij het wat kalmer aan doen.
ASTER Ja.
JOS (schamper) Een paar jaartjes!
ASTER Ja.
JOS ( Tot Aster ) Gij hebt er twee keer zo lang over gedaan als een ander. ( Tot Agnes ) En uw eindexamen!
(Toetert in zijn vuist.)
ASTER Wij hebben allebei tegenslag gehad, Jos. Agnes zowel als ik.
…..
JOS Een kieken zonder kop? Zonder mijn cheques was zij een kieken zonder pluimen!
ASTER Ne kieken die danst met zijn kontje in de kou
JOS En die pluimen op uwe kop, hè, die zijn hondelelijk.
AGNES Weet gij wat dat kost, zo’n coiffure à la Bo Derek?
JOS Dat ’t kost wat ’t wil, ’t is lelijke drek.
ASTER C’est affreux!
AGNES Non, c’est afro.
…..
ASTER Met ne pluim in uw kont, zeker. De kale kut in ‘Oh Calcutta!
AGNES Salaud!
ASTER Ton mec te fait danser, hein poppemie, à poil, hein! A poil! A poil!
AGNES Profiteur, smerige parvenu!
JOS Wat wilt dat zeggen, Ast?
ASTER La petite Soeur Marie-Agnes des Anges danst niet, maar speelt de fluit.
AGNES Crapule!
ASTER En nooit of jamais solo!
AGNES Crapule! ( Vliegt hem aan )
Aster ( Vangt haar op, trekt haar mee naar een spiegel .) Hoelang nog krijgt ge ze plat met uw verlopen smoel, denkt ge?
AGNES ( Zich vermannend ) En gij dan, meneer de public relations? Reizen en dineren met poepsjiek volk, hè? De verste reis die gij ooit gemaakt hebt, dat was met de schoen van de directeur onder uw kont, dwars door het gat van de deur en recht naar de overkant van de straat, ja!
…..
AGNES Ja, wat gaan we dan juist doen…? We kunnen … Wel, ik denk nu maar efkens hardop, hè: we beginnen een sauna.
JOS Een sauna?
AGNES Ja, da’s heel gezond en lucratief.
JOS Jaja, gezond en curatief, maar dat kost toch veel geld om dat te installeren
AGNES D’r staan genoeg herenhuizen leeg. Of we huren een stukske brakke grond, hè. En we zetten er een chalet op.
JOS Dan kunt ge ’t beter kopen, hè.
AGNES Da’s juist. Gij hebt toch nog wat geld op uw spaarboekske.
…..
ASTER ‘Hier rust onze pa, ne grote couillon.
Hij wijdde zijn leven aan de bouillon.
Dagen en nachten zocht hij naar de dose,
Et pour les Flamands la même chose.’
…..
AGNES Ne grote couillon!
JOS Pour les Flamands la même sauce!
ASTER Moment, hier komt er nog één
AGNES La même sauce!
ASTER Allez Jos, luister, er komt nog meer:
‘Van de soep de koning hij ligt hier.
Tot groot genot van worm en pier;
’t recept dat nam hij liever mee in ’t graf
Dan dat hij ’t ons, zijn kindekes, gaf.’
…..
Brief aan Boudewijn
…..
Waarom ik dit alles opschrijf?
Omdat ik een geldig antwoord wil formuleren op mijn gevoel van ontvreemd zijn,
Omdat ik ook gegrepen word door het fin-de-siècle-klimaat van deze tijd,
Omdat ik weldra vijfendertig jaar oud zal worden,
Omdat ik bang ben voor hetgeen nog uit de broeierige schoot van deze wereldcrisis kan komen.
…..
Menig Kempens kunstschilder plant hier zijn ezel. Strohoed, neusknijper op de hal dichtgeknepen ogen, sigaartje in de mondhoek, opgesloofde hemdsmouwen. Kijken mag, als je maar geen domme vragen stelt. Kijken naar het doek, naar het palet, maar vooral naar het in stilte, uitgevoerde ritueel. Stukje bij beetje verschijnt het hoevetje op het doek. Glimlachen, goedkeurend knikken en toch voelen dat hier gelogen wordt.
…..
Hoe Vleugeladjudant Baron Jacques de Dixmude, Graaf Xavier de Grunne, voorzitter van de Belgische alpinistenclub en dokter Nolf in allerijl naar Marcehe-les-Dames vertrekken.
Hoe intussen alle jacht- en veldwachters, samen met een aantal rijkswachters uit Namèche en vele dorpelingen, bezig zijn de hele omgeving uit te kammen. Hoe pas omstreeks 2 uur ’s morgens Graaf de Grunne in een touw blijft haperen, waarvan het andere eind, tot zijn ontzetting, aan het versteven lichaam van uw grootvader is vastgebonden.
…..
Groenten uit Balen
…..
JAN
Niet verantwoordelijk? Wij zijn allemaal verantwoordelijk. Allemaal, verstaat ge. Als ZIJ Velpon pikt dan is dat zowel mijn schuld, als uw schuld, als de hare. Wij hebben het mogelijk gemaakt, Clara, wij hebben het mogelijk gemaakt zoals we mogelijk gemaakt hebben dat die geldzakken van de Vieille Montagne van iedereen schapen hebben gemaakt, die ze met een hongerloontje in het vergif konden stoppen. Wij, en onze ouders, en die hun ouders. Omdat zij ons niks anders hebben laten zien dan die stinkfabriek, omdat ze trekpaarden met oogkleppen van ons hebben gemaakt, omdat ze ‘brave Kempenaars’ van ons hebben gemaakt. Van die idiote, knikkebollende snullen, met een Paternoster om hun kneukels, die meenden dat ze met een Weesgegroetje het hart van de Société Générale konden versuikeren.
CLARA
Nu nog schoner ...
JAN
En ’t begon al op school. Ge moet uw klakske afnemen als de meester voorbij fietst, en ge moet met twee woorden spreken. Ja, meneer de rotzak, neen meneer de rotzak
(woedend)
En in de kerk was ’t van ’t zelfde. Ja, meneer de zwartrok, neen meneer de zwartrok.
(Tot Germaine)
Kind, doe me een plezier, ga van onder mijn ogen uit, ik wil niet dat ge me zo ziet. Ik wil niet dat ge denkt dat ik alle schuld op u steek maar ik ben in staat u de schedel in te slagen, omdat alles, alles, alles verkeerd loopt. Ge moet dat verstaan. Hoeveel jaar heb ik nog te leven? Hoeveel jaar zal ’t nog duren voor ik zoals
(kin richting stal)
hij daar creveer van ’t lood? En wat heb ik al gehad? Werken, werken en nog eens werken. En drie weken per jaar proberen het werk te vergeten, en dan opnieuw, werken, werken, werken, godverdomme.
…..
CLARA
Tergend voor hem, als is hij medeschuldig aan hetgeen ze gaat zeggen.
UW DOCHTER ZIT VOL.
JAN
Wablieft?
OPA
Jawatte.
CLARA
UW DOCHTER… ZEG GE HEBT ME TOCH WEL VERSTAAN ZEKER?
Blik naar opa, als vindt ze hem nog te jong om haar obsceniteiten te aanhoren.
JAN
Tracht zijn woede in te tomen.
Godverdomme.
Gaat naar zijn dochter, trekt haar langzaam overeind.
CLARA
(wat onzeker, bang) Allee toe, Jan…
JAN
Geeft haar een klap in het gezicht. Ze valt weer neer op haar stoel en begint luidkeels te huilen.
Gij godverdomme, vuil, smerige… HOER, nondedju.
CLARA
Merkend dat haar dochter niet langer gebrutaliseerd zal worden.
Jaja, en de doktoor moest eens lachen, toen ik zei dat het niet waar kon zijn. ‘Dat zeggen ze allemaal, madammeke, ’ zegt hij, ‘dat zeggen ze allemaal. Uw dochter is in verwachting, dat is zo zeker als twee en twee vier is, ’ ‘Maar dat kan niet, ’zeg ik, ‘zij heeft nooit…’ ‘Slaapt ze met haar venster open,?’ vraagt hij. En ik zeg: ‘Ja, soms, gelijk dat al gaat hé, in de zomer als ’t warm is.’ ‘Dan is uw dochter het slachtoffer geworden van een Vliegende Sigaar, madammeke,’ zegt hij, ‘’t Is 150 frank.’
OPA
Vliegende Sigaar, Vliegende Sigaar.
JAN
En van wie…? ( terug naar Germaine) Van wie? Wie is die schone meneer die u dat gelapt heeft?
GERMAINE
We waren met z’n tweeën, ik zowel als hij…
JAN
Hoe heet hij? Hoe heet hij, vraag ik u?
CLARA
Ge gaat lachen. Ge gaat u niet kunnen inhouden van ’t lachen. ’t Is die schone bietel die met u die papierkens heeft rondgehangen, ge weet wel.
JAN
Wablieft?
CLARA
Die Luc, die gij hier op een avond een binnengesleurd hebt, ge weet wel. Ge zijt ’s nachts nog gaan bellen bij Josfien voor de doktoor, voor hem daar.
JAN
’t Is niet waar. ’t Is niet waar.
Gooit plots zijn kopje tegen de vloer.
Hoe is ’t mogelijk! Hoe is ’t mogelijk!
OPA
‘k Heb het altijd gezegd, zijt maar zeker.
JAN
Zeven weken zit ge hier u kas op te vreten. In ’t begin laat ge u opstoken en denkt ge: ik moet naar de fabriek, ik moet hier mijn tijd niet zitten verbeuzelen, maar nadien leert ge dat ge groot gelijk hebt dat ge staakt. Voor zeven, achtduizend frank staat ge in die stinkfabriek te rotten en ge kunt uw gezin maar de helft geven van wat ge het zoudt willen geven. En ge begint er in te geloven. Ge zijt blij dat ge hulp krijgt van alle kanten. Schoolmeesters, ingenieurs, studenten: ze helpen u allemaal. Maar ’t is hard. ’n Mens die gewoon is zijn handen uit de mouwen te steken, die voelt zich niet op zijn gemak als hij zeven weken aan een stuk thuis zit. ’t Is precies of ge ziek zijt, ja, zo voelt ge u. En dan, nondedju, dan komen ze u vertellen dat u dochter vol zit. Voor haar zijt ge al zeven weken aan ’t staken, en zij… En van wie dan nog? Van die vuile, kruiperige bietel uit Mol. De advocaat. Nu begrijp ik het, nu wordt het me duidelijk. Van in het begin had ik al gedacht: waarom doet die dat? Hij verdient er toch niets mee? Maar toen dacht ik: hij wil misschien alleen maar goed doen, hij wil ons helpen omdat we voor een rechtvaardige zaak strijden. En dan komt de aap uit de mouw. Meneer wil gewoon uw dochter vogelen, haha. Meneer smeert wat stroop aan uw baard, zegt dat ge ’t heel goed doet, en maakt zonder dat ge ’t weet een grootvader van u. ( tot de huilende Germaine) En gij, gij moest een besmettelijke ziekte krijgen, gij.
OPA
(loos) In onze tijd smeten ze u daarvoor buiten.
CLARA
Ochgod. Hij wordt wakker. En uw schoonmoeder, Virginie dan?
JAN
Clara, houd uw bakkes!
(nog steeds CLARA tot opa) Ewel, en tante Virginie dan? Die hebt ge toch niet buiten gesmeten, hé?
OPA
Die was niet zo…
CLARA
Wablieft?
JAN
Clara, houd uw bakkes!
CLARA
Niet zo? Ach, die was niet zo. En hoe komt het dan dat ze vijf maanden na haar trouw een tweeling kreeg?
OPA
Dat waren geen vijf maanden, dat waren er acht. Die waren te vroeg geboren.
CLARA
Te vroeg geboren? Te vroeg geboren? Ze was te laat getrouwd, zeker!
…..