MARSMAN, Lieke
Ondertussen
(...) Langzaam
verkreukelt mijn stem deze muren
van sneeuw totdat het tussen het blad
zo drassig wordt dat we er niet meer
kunnen lopen, traag
meestromen met de rotsen
en de muizen, de sparren en
velden, kapellen, de Mariabeelden
die hun altaar gebruiken als schip.
Ik zal zo hard zingen
dat het mos ontdooit.
Ik zal zo hard zingen
dat de berg smelt.
Ik zal zo hard zingen
dat er weer paarden kunnen verdrinken
in het moeras aan mijn voeten.
Let u allemaal even op: d
e voetgangers zijn ingehuurde acteurs:
Onze lichamen gebaren dramatisch, maar in een
taal zonder antwoord. Onhandig als paspoppen
staan we, niet in staat elkaar vast te houden.
De beste vijf vingers vergroeid in een eerste
onzekere handdruk. Onze gewrichten zijn sneller
stroef dan onze spieren kunnen verslappen. Er zit
geen rek in dit skelet. Elke pas is een tel te laat.
…..