Download document

KÜHN, Johannes



Neujahr


Über Land kam

leis ein weisses Weinen,

nun liegt Schnee.

Die Zecher lärmen in den Häusern,

leergetrunkne Fläschen

fliegen aus den Fenstern

in die Kälte,

und auf manchem Flaschenmundstück

pfeift der Wind ein Rattenlied.


Angefangen hat da neue Jahr,

und mit Schüssen

boten sie ihm Gruss

an der Nacht so ferne

Sternenstirn.


Aber ich blas nur

meine Fäuste voll,

aber ich zähl nur

meine Finger ab,

soviel Stunden Glück

wären schon genug.


Over land kwam

stil een wit wenen,

nu ligt er sneeuw.

Drinkebroers-herrie in de huizen,

leeggedronken flessen

vliegen uit de ramen

de kou in,

en op sommige flessenmonden

fluit de wind een rattenlied.


Het nieuwe jaar is aangevangen

en met schoten

hebben ze het begroet

aan de sterrenhemel

in de zo verre nacht.


En ik blaas alleen maar

mijn vuisten vol,

en ik tel alleen maar

af op mijn vingers,

zoveel uren geluk

zouden moeten volstaan.


Vertaling: Z. DE MEESTER