CREBOLDER, Emma
Later dreef ik wijdschoots in de Schelde
de hemel die vertelde via wolkenstrips
en heilig water, immers zout genas de wonden
van het klimmen naar onbekende schimmen
in het welvende gewas. Langs de dijken
graasden schapen pollen van het firmament die
aangroeiden terwijl ik daar lag.
Gestrekt in het goud-
doorluchtig riet, de schat van
Kriekeput maar was er niet.
Wel danste er een vos
en de echo van de zang
die mij nimmer meer verliet.
Tot het hoogste, tot
het laagste. Ik volg hem
opgejaagd door schrik
en welbehagen. Noem
en voel hem mijn kleine tijd
mijn roof, mijn gave.
Hoeveelheid klaproosblad
Er is een vos aan mij verloren,
iemand ben ik die met woorden
handelt, in komma's doet
een punt aanprijst als was het
Brussels kant, handenarbeid.
Is het sluw of argeloos
een woord te wegen
in plaats van meel?
Ik bestuif mij anders
en gebruik het meel van anderen.
Ik loop door tarwe
en voel mij aan de akkers
vreemd verwant, bereken winst
in de hoeveelheid klaproosblad.
Ik wil een zwerver blijven
in mijn taal, het zien zal ik
beschrijven en voor dat werk
wil ik te eten krijgen.
/////////////////////////////
Het rapen van valappels.
Het volgen van overvliegende
ganzen. De valling
van de dijk vol klaproos.
Dit is het valluik.
En de chute komt nu.
Het aansnoeren van kogels.
Het wild over de schouder.
Het vellen van bomen.
De ongenadige valtijd.
////////////////////////////////
Telkens als ik met rafels en roersels beviel
trok achterom een kinderziel bij mij in.
Tijdens het beklimmen van te hoge treden
berekende ik hun valkans en de hardheid
van de stenen. Ik lag als vangnet uitgespreid.
Toen dat niet meer nodig was begon ik
hartgrondiger dan ooit te geeuwen. Alle
adem teruggeschonken tot diep beneden,
nooit geweten dat het grote gapen,
meergenaamd genot, zo godvergeten is.
///////////////////////////////
Zoals een kind huppelt, niet weet
dat het een oude dans bewaakt,
zo dansen later velen naar de pijpen
van wie hen iets hebben wijsgemaakt.