ZIELENS, Lode



Moeder, waarom leven wij?

…..
Toen geviel het dat deze man door Clotilde verzorgd werd. Hij lag met verzeerde voet te bed, zij bracht hem eten, elke dag. Eten dat zij betaalde. Kan men zo harteloos zijn om iemand te laten verhongeren in zijn eigen huis? En eens voelde zij plots – en eindelijk – hoe zij als in ijzeren handen geplet werd en opgetild. Hij bezat haar nu ook, zoals hij anderen bezat. Ontdaan, mistroostig en toch met een wonderbare blijdschap vervuld verliet zij de kamer. Op haar schouder brandde zijn beet, zij voelde zich nog als vermorzeld. Duizelend daalde zij de trappen af. En vanmiddag had hem misschien een andere bezocht, en kwam die als zij nu, naar beneden: het hoofd, het lichaam volkomen in de war. Elke dag sloot hij voortaan zijn armen rond haar lenden. Met huiver en verlangen zag zij uit naar het ogenblik dat zij naar boven moest. Zij schaamde zich diep over haar lust, maar zo leefde en woedde die in haar dat zij, schoon rillend over het ganse lichaam, niet voorkomen kon dat zij naar hem toeging. Zij wist: daarboven lag hij als een gewond beest met brandende ogen in een grijze, stoffige kamer naar de vrouw te verlangen. Deze zozeer begeerde vrouw, deze vrouw, waaraan hij eenvoudig behoefte had als naar een hap eten, was zij! Dit visioen verwekte een vrees en een afkeer, maar een zo hevig verlangen ook, dat zij niet weerstaan kon.

…..