PLOMP, Hans


Het beest is los! Het beest is los!

Ik heb het nog niet gezien,

doodsangst ritselt door het bos.

Het beest is los! Het beest is los!

Vader, moeder, roep uw goden

wek uw doden,

want oeroude hersenschimmen

willen bij ons binnenklimmen.

Het beest is los! Het beest is los!

Nimfen van het laatste bos

maak je klaar, het beest is los

Ik heb het nog niet gezien

maar voor mij, naast mij, achter mij

vluchten de dappersten voorbij.

Het beest is los! Het beest is los!

Alleen ik heb het niet gezien,

O god! Ben ik het zelf misschien?


///////////////////////////////


Neem mij over, stort je in me,

knijp me, kietel me, streel me,

slorp me op en spuug me uit,

lik mijn ruige apensnuit,

kus mijn bloeddoorlopen ogen,

laat me aan jouw tepels zuigen.

Liefste, tem mijn wilde beest,

boei mijn hart en boei mijn geest.

(…)


///////////////////////////


Middagdutje


Zit ik aan de oever

van mijn stille binnenzee

komt een scheepje langs gevaren

met aan boord mijn liefste fee

roept de stralende gestalte

van de kleine boot mij aan:

loopt het tegen hoogtij, vraagt ze,

anders moet ik verder gaan.


Gooi het roer om lieve dame

vaar in godsnaam niet voorbij

ik heb hier de dood gevonden

hem net huid en haar verslonden

en mijn leven dat ben jij.


Er is misschien een uur

dat alles wakker is.

Er is misschien een uur

dat alles slaapt.

Niemand weet het zeker.

Zo is het hier

in de dodencel

vol levenslang geborenen.

Nauwelijks waarneembaar

het verschil

tussen hemel en hel

hier in de schemer

van het schaduwleven.


Paradise regained

Langs het stille slingerpad,

dat ik haast vergeten had

raak ik in mijn moederland,

dat daar ligt in godentrant.

Alsof we door dromen glijden

langs de grenzen van de tijden

dwars door de geheugenzeven

in voorbije dagen leven.

En de moeheid is verdwenen

uit mijn bleke spillebenen,

Want de wereld haalt niet meer

al mijn visioenen neer.

Zuidenwind speelt met mijn haar,

roert mijn ego door elkaar.

En mijn eigen vrouwtjesbeest

brengt mij binnen op het feest,

waar ik naast een goed glas wijn,

nectar slurp met ambrozijn.


Mijn lief ging


Geen toekomst en mijn hemel zwart.

Bevroren schaduw likt mijn hart:

een spook uit het verleden.

Geen zon, geen wind,

mijn vleugels slap,

geen wortels meer

en ook geen sap.

Geen doel

of reden.

Gevoelens geen.

Mijn lief ging heen