KETELEER, Hilde
FES
Hij doet met koranverzen
alsof de eeuwigheid al uitgevonden is.
Alsof de zeven hoofd- en nevenzonden
volstaan om bakens uit te zetten.
Hij ciseleert in cederhout een oud
patroon van paradijs en pauwenveren
dat aan te leren is, en van kindsbeen af
versleten neerhurkt in moskeeën
wijl de vrouwen buiten wachten,
want zoveel oriëntaalse nachten verdraagt
zelfs het zachtste eeuwig niet.
Tijdelijk exil
l’amour est un oiseau rebelle
Het kleeft ons aan: we laten de gordel los
terwijl we op de snelweg de linkerrijstrook kiezen.
Wat we dreigen te verliezen, is verschrompeld
tot verwaarloosbare vlagen van verbijstering
om de rouwrandjes aan onze vingernagels.
Er hoeft maar een hagedis op de deken in het bos
te kruipen en onze voeten schrikken van elkaar
tot de dennennaalden weer onverdraaglijk
onbeweeglijk humus zijn, dat kleeft aan ons.