DE GROOT, Maria
Nu je toch in de stormen verborgen bent,
verlost in het licht,
lok ik je vrij naar mijn eigen ruimte,
stulp achter statige duinen,
kleine dansvloer.
Daar hebben bijen hun korven gebouwd
en eikels zijn in rijen geregen
snoer groen goud.
Honing draag ik in mijn schoot.
Melk schommelt in mijn borsten.
Ik ben de verlegen, verloren tuin.
Dwarrelt er blad langs mijn winterse stammen?
Is het sneeuw die mijn lippen kust?