Download document

RIJNEVELD, Marieke Lucas



De avond is ongemak

…..
De veearts kijkt langdurig naar me. ‘Ik snap niet dat je nog geen vriendje hebt. Als ik zo oud was als jij, dan had ik het wel geweten.’ Mijn wangen worden net zo heet als de zijkanten van de juskom. Ik weet niet wat het verschil maakt, waarom hij het als twaalfjarige wel had geweten maar het als oudere man in de leeftijd van vader niet meer begrijpt. Volwassenen weten toch alles.

…..
De veearts knipoogt naar me. Ik neem me voor om morgen over hem te vertellen aan Belle. Eindelijk heb ik ook iemand om over te fluisteren. Ik zal niet zeggen dat hij veel rimpels heeft, nog meer dan het ongestreken tafelkleed. Dat hij een hoest heeft als een jong rund met pinkengriep. Dat hij ouder is dan vader en wijde neusgaten heeft waar zeker drie frietjes tegelijk in passen. Ik zal zeggen dat hij nog knapper is dan Boudewijn de Groot. En dat betekent wat.

…..
Soms vraag ik me af of het zou helpen als we vader en moeder kopje-onder duwen in het pekelbad, als we ze opnieuw dopen ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’, zodat ze een steviger vorm krijgen en langer houdbaar zijn. (…) Af en toe lijkt het me zelfs rustiger als ze voor een tijdje kopje-onder zijn, maar ik wil niet dat Obbe dan voor ons gaat zorgen, dan komt er nog minder van ons terecht en we zijn al zo weinig.

…..
Ieder verlies heeft alle eerdere pogingen in zich om iets bij je te houden wat je niet kwijt wilde raken, maar toch moet loslaten. Van een knikkerzak gevuld met de prachtigste knikkers en zeldzame bonken tot aan mijn broer. In verlies vinden we onszelf en zijn we wie we zijn: kwetsbare wezens als uitgeklede spreeuwenjongen, die zo nu en dan naakt uit hun nest vallen en hopen dat ze weer opgepikt worden. Ik huil om de koeien, ik huil om de drie koningen, uit medelijden en vervolgens om het belachelijke zelf gehuld in een jas van angst, om zo de tranen weer gauw weg te vegen.
…..
De veearts trok het opstapkrukje onder de wasbak vandaan en ging erop zitten. Het kraakte onder zijn gewicht.

‘Boer Evertsen heeft hem uit het meer gevist.’ Even wachtte hij, keek van Obbe naar mij en vervolgde toen: ‘Jullie broer is dood.’ Ik keek van hem weg naar de handdoeken die stijf van de vrieskou aan het haakje naast de wasbak hingen, ik wilde dat de veearts opstond en dat hij zou zeggen dat dit alles een vergissing was. Dat koeien niet veel verschilden van zonen, zij trokken ook op een dag de wijde wereld in, maar keerden voor zonsondergang en voor voedertijd weer terug in de stallen.

‘Hij is schaatsen,’ zei moeder, ‘en komt zo terug.’

…..


Mijn lieve gunsteling

…..
en toen bewoog ik me over je heen en drukte mijn lippen op de jouwe, en ik proefde de weerstand zoals ik die voelde wanneer ik een drenchgun in de bek van een ooi duwde om haar te injecteren tegen maden en ik de lens van het pistool tussen de kiezen en de wangzak stak, maar je was weerloos, mijn hemelse uitverkorene, je was zo weerloos, en ik drong met mijn tong tussen je lippen en proefde de zoetheid van je binnenste, ik liet mijn handen over je vleugels glijden en we stegen samen even op, daarna liet ik mijn lichaam op je neerdalen en je kon geen kant meer op en ik wist zeker dat je dat ook wilde, dat je soms gek werd van al je uitwegen, van alle hersenspinsels in je hoofd, en we stoeiden tussendoor om je te laten voelen dat het goed was wat we deden, je hield van stoeien, en ik voelde de hitsigheid van deze schermutseling door mijn lichaam branden, je was het vuur van mijn lendenen, en ik liet je vertellen.

…..

‘Lieve gunsteling, ik zeg het je maar meteen: ik had je in dat steilorige hoogseizoen als een zweer met een hoefmes uit de klauwlederhuid moeten verwijderen, ik had ruimte moeten maken bij de tussenkauwspleet zodat mest en vuil ertussenuit zouden vallen en niemand je kon infecteren, misschien had ik je enkel wat moeten pellen en bijschaven met de slijper, je moeten reinigen en droogwrijven met wat zageling.’

…..
Ik denk nog vaak aan die openingszin, aan die keer in de melktankstal toen je voor het eerst tegen mij begon te praten en je vertelde over het nummer "Warwick Avenue". Ik weet soms niet zeker meer of je dat echt gezegd hebt, dan twijfel ik aan mijn eigen heugenissen want het nummer zou pas drie jaar na die bewuste zomer verschijnen, dus hoe kan het dan dat je daar toen over was begonnen?

…..
je was een stuk wild en ik zou je temmen, bij jou kwam de 14-jarige die ik destijds was omhoog, hij werkte zich driftig tussen mijn botten door en wilde gezien worden, het voelde alsof ik opnieuw in de puberteit kwam, ik wilde samen met jou alles ontdekken, ik wilde je niet beschadigen, mijn mooie Putto, ik had gewoon geen vat meer op mijn begeerten, ze lagen al te lang in me te rijpen, en toen jij in je jongelingsjaren kwam en je interesses niet afnamen begon ik je steeds meer te aanbidden.’