DELA MONTAGNE, Victor



Wees uzelf

Wees uzelf in doen en pogen;

wees uzelf in lijn en lied;

vat het schone waar ge 't ziet,

hoe ge 't ziet, met eigen ogen...

Word uzelf, en strijd en worstel, -

één gedacht, één wil bestuur

beitel, etsnaald, pen en borstel:

Wees uzelf, natuur! natuur!

Wees uzelf! al de eeuwen wijden

dezer leuze tovermacht:

't Vlamt in al de kunstenpracht

ons vergaard door alle tijden.

Wees uzelf! Gloeit in uw boezem

't driemaal heilig scheppingsvuur,

forser schieten bot en bloesem

zijt ge uzelf! natuur! natuur!

Wees uzelf! Groet opgetogen

't Schone, groet het hoog en luid:

't kome uit Noorden, West of Zuid,

't late u nimmer onbewogen!

Maar, hoe 't vreemde glanse en glore,

't eigen blijve steeds u duur:

Zaai uw zaad in eigen vore:

Wees uzelf! natuur! natuur!

Wees uzelf! Gij die moet leiden

't volk, uw volk, in 't rechte spoor,

ga 't met milde geestdrift voor,

tot waar groene lauwren 't beiden...

Put gerust, met volle handen

in zijn rijke levensschrijn: -

Kunstnaar uit de Vlaamse landen

Wees u zelf! uw volk zal 't zijn.



Antwerpen


En aan de wilde Schelde,

daar rijst de grijze stee,

op alle watervelden

draagt schip bij schip, als eertrofee,

haar wapens en haar kleuren mee....

Hoezee de wilde Schelde,

hoezee de grijze stee


Aan Vlaandrens stroom, de wilde,

daar ligt de kunstenstad,

tresoren puur en milde,

der eeuwen erf, der eeuwen schat,

houdt ze in haar stenen schrijn gevat....

Hoezee de stroom, de wilde,

hoezee de kunstenstad!


Aan wiegelende wellen

daar rijst ze in 't blauw verschiet:

de blanke zeilen zwellen,

de beiaard zingt zijn helder lied:

't is weelde en rijkdom, waar gij ziet....

Hoezee de blauwe wellen,

de stede in 't klaar verschiet!


En aan de wilde Schelde,

daar rijst de grijze stee;

de geest van onze helden

hun moed in nood, hun vlijt in vree,

leeft voort in hare zoons.... Hoezee,

Hoezee de wilde Schelde,

hoezee de grijze stee!



Er is een land


Er is een nooit volprezen land,

vermaard aan ieder wereldstrand,

een land, door de eeuwen heen begroet

om mannendeugd en mannenmoed!

dat land der vrijheid nauw verwant

is 't Vlaamse Vaderland.


Er is een stroom, die zeewaarts spoedt,

die als een zeeë golft en woedt,

die duizend ranke kielen draagt

en waar hij vloeit 's lands welvaart schraagt!

Die forse stroom die zeewaarts spoedt,

is Vlaandrens Scheldevloed.


Er is een taal, harmonisch zoet,

vol klankgetover, kracht en gloed,

die als de stormen brult en loeit,

die als de beke klaatrend stoeit,

die taal, der talen wieg en baak

is Vlaandrens moederspraak!


En aan die taal, die stroom, dat land

is 's Vlamings hart en ziel verpand,

hij zweert ter hunner weer bereid

hen liefde trouw in eeuwigheid!

En hoe ons volk dien eed betracht

dat tuigt het voorgeslacht!



Aan Jan van Beers.


Stille drijft door 't volksgemoed,

trillend zweeft op duizend tongen,

troostend, mildrend, balsemzoet,

't lied door u gezongen!

't Lied waarin uw liefde schreit

voor de zwakken en de klenen,

voor die lijden en die wenen,

't lied dat over aardse jammer

't purper van uw meelij spreidt.


Stormend gaat door 't volksgemoed,

galmend klinkt van duizend tongen,

hoogbegeestrend, vroom en vroed,

't lied door u gezongen!

't lied dat Maerlants rijzen deed,

dat, der volksziel zelve ontvloten,

beelden, als in brons gegoten,

aan de neevlen van 't verleden,

aan der eeuwen stof ontreet!


Dichter, diep in volksgemoed,

't eeuwig frisse en jonge,

klaarheid zaaiend, licht en gloed,

is uw woord gedrongen!

Zie, hoe fris het zaad ontschiet:

't zaad met liefderijke zorgen,

in den vruchtbre grond geborgen:

Heel een volk hangt aan uw lippen

dat zich weervindt in uw lied.