WILLEMS, Akim A.J.


Sterven doen we later wel


Sterven doen we later wel,


Waren de laatste woorden die we hoorden

Voor ie weg ging, weer naar huis.

Sterven doen we later wel,

Als alle kommer, alle kwel & alle blaren op ons vel

Een eind hebben gekregen.

We zwegen & staarden naar niets

In het bijzonder.


Dood gaan dat moet iedereen.


Het blok aan zijn been dat het leven heet,

Datgene wat we deden, hetgene dat ons speet

& ook wat we niet deden toen we konden.

Jaren verslinden maanden die weken vreten.

Van maan- tot de zondag hebben dagen uren te kort

Terwijl minuut na minuut per seconde verder hort & stoot

Tot onze tikker ’t tikken stokt.


Blaas met mij zijn allerlaatste adem uit,


Tuit je lippen, rond je mond,

Hap naar adem

& doe: Pffffffffffffffffffffffffffffffff…!

Tot het ijl in je hoofd,

Tot het zwart voor je ogen,

Tot je blauw in het gezicht


& daarmee het lijk in dit gedicht wordt.



de nacht ligt blauw


de nacht ligt blauw op een bed dat niet het jouwe is.

buiten ritselt de onrust door dunne bomen.

kruinen buigen zich tot luisterend oor.

tussen de uren op het nachtkastje tikt een horloge


de laatste loodjes weg. daar gelden andere wetten,

geen taboes, die jij alleen begrijpt.

de nacht ligt er op een bed dat nog niet het koude is,

in gekrompen licht dat de schijn tegen heeft.