ULAEUS, Johannes
…..
Jan, zoek geen wijf meer, want je zult 'et dus wel klaren;
Wie wou toch zijn de gepredestineerde vrouw?
Schoon jij een hartje wint, je kon het niet bewaren;
Dit is ‘t licht dat uw milt 1 verroesten doet van rouw.
Stoor jij je daar niet aan; verlaat de kinderbouw,
Du bist niet heet genoeg om met een meid te maren;
Want in melancholij predomineert de kou;
Jan, zoek geen wijf meer, want je zult 'et dus wel klaren.
Toen jij dat Lammetje schier vast had in je garen,
Zeg, waarom gaf j'er, in passant, niet eens een douw?
Dit was het, dat ze jou liet voor een droogkloot varen;
Wie wou toch zijn de gepredestineerde vrouw?
Maai kreeg jou lief, je zag wel, dat z'aan 't reutje wou 2 ,
Maar jij dacht jelui als begijnenkoek te sparen,
En zij dacht ’brui 3 dan haan, bist du zo slap, en flauw!’
Schoon jij een hartje wint, je kon het niet bewaren.
Wat doe je 's avonds dan nog bij de straat te waren;
Of meen je dat men u zal trekken bij de mouw?
Neen, zelfs de slimste zou met zulk een gek niet paren;
Dit is 't licht dat uw milt verroesten doet van rouw.
Hoor Advecaat, heb jij de brui wat van de trouw,
Zo grijpt geen vrouwmens jou (noch jij haar) bij de haren,
Zo heb je ook licht geen nood dat jij je kop haast klauw’
Om 't stenen van een wijf, om luiermand, vroedmoer, baren,
Jan, zoek geen wijf meer.
1 milt: mannelijk zaad
2 aan ’t reutje zijn: hitsig zijn
3 bruien: gemeenschap hebben
/////////////////////////////////////////////////////////////////
Op de Chocolate, postquam de Climene elumbis discederet
(‘
nadat Willem van Focquenbroch zich uit de lendenen van Climene had teruggetrokken’)
O Chocoladedrank, die mensen maakt tot bullen,
En als vers water brengt in een verdroogde put;
Wij zijn 't die naar verdienst’ uw deugden zingen zullen,
Nadien gij het bordeel verstrekt tot steun, en stut.
O nectar, die eens mens doet janken naar de kut,
Wie zal u niet voortaan met volle nappen smullen,
Wijl gij het dromig mes doet rijzen uit den dut.
O Chocoladedrank die mensen maakt tot bullen.
Om u vloek ik voortaan god Bacchus met zijn pullen,
Wijl die het Venusspel tot schut maakt in haar schut,
Daar gij integendeel een voedsel zijt der trullen,
En als vers water brengt in een verdroogde put.
Gij laadt met dubbel scherp een half verroest geschut.
Wanneer men, na den eis, met u de tromp mag vullen;
O edle Ambrozijn, die ons doet zo veel nut,
Wij zijn 't die naar verdienst’ u deugden zingen zullen.
En jij Cos comi oog, die voor zoveel kadullen
Dit kullen stijfsel kookt gelijk een pot met grut,
Vrouw Venus zal u haast tot haar ap’teker hullen,
Nadien gij het bordeel verstrekt tot steun, en stut.
Voor mij, ik zal voortaan met verzen bij de mut,
Uw lof, al dampende, doen naar de wolken krullen,
u noemende, met recht, een voedsel voor de trut,
Een klokspijs voor de tong, een vijzel voor de kullen,
O Chocoladedrank.
…..
//////////////////////////////////////////////////
…..
Een Juffer die 'r lief scheen zoenend dood te bijten,
Zei ‘kom m’n mannetje, genees me minnewond,
En wilt u deze nacht eens op het heerlijkst kwijten,
Nu deze Vrede ons valt zo schielijk in de mond.
Een Hoer, die in een stoep wat te verdienen vond,
Werd lustig afgebeukt, dies zij begon te krijten,
Terwijl een fijn menist, die bij geval daar stond
Riep ‘Pieter Knelissen, wat mag je 't vrouwmens smijten’
…..
- Bewerking van 3 bovenstaande gedichten naar het Nederlands: Z. DE MEESTER